„Religies moeten samen vuist maken”
Christenen, joden en moslims moeten vaker één vuist maken tegen antireligieuze krachten in de Nederlandse maatschappij. Bijvoorbeeld door samen naar de rechter te stappen als een van de groepen gekwetst is.
„We zitten in hetzelfde schuitje”, betoogde Saïd Bellari, bestuurslid van de Unie van Marokkaans-Nederlandse Academici en HBO’ers, maandagavond in het Landelijk Dienstencentrum van de PKN in Utrecht. De welbespraakte allochtoon, met onvervalst Limburgs accent, stal de show tijdens een debat van bezinningscentrum Hydepark over de betekenis en de bescherming van de vrijheid van meningsuiting.
Bellari begon met de stelling dat het vanouds „gezapige” Nederland de laatste tumultueuze jaren ineens doet denken aan „de dertiger jaren van de vorige eeuw.” Voorzichtig trok hij een parallel tussen de door de nazi’s ontstoken brand in de Duitse Rijksdag en de „vreselijke actie” van zelfbedreiging door LPF-voorzitter Moleveld. Molevelds bedoeling was moslims de schuld in de schoenen te schuiven.
Beide gevallen getuigen van een schrijnend gebrek aan verantwoordelijkheidszin. Vooraanstaande partijvertegenwoordigers horen geen profijt te zoeken door het creëren van chaos en onrust. Bellari noemde in dit verband ook de kamerleden Ayaan Hirsi Ali (VVD) en Geert Wilders (ex-VVD). „Het is een teken van deze tijd dat we begrippen als vrijheid en verantwoordelijkheid niet meer goed weten in te vullen.”
Dwars tegen de maatschappelijke trend in pleit Bellari voor meer „gebondenheid.” Niet dat er wetsartikelen bij moeten komen, maar bestaande vrijheidsbeperkingen zouden beter moeten worden gehandhaafd. Een speciale landelijke officier van justitie zou daarbij kunnen helpen. Bovendien zou het goed zijn als moslims sneller naar de rechter stapten, liefst in samenwerking met joden en christenen.
Met dat standpunt oogstte Bellari bijval en afkeuring. Maarten Huygen, commentator bij NRC Handelsblad, wilde weten hoe hij zou reageren als moslims vervolgens de ene na de andere zaak verliezen. Bellari: „Dan moeten we ons afvragen of er voor deze groep voldoende wettelijke bescherming is. Misschien moet de wet dan worden opgerekt. Dat doen we ook als het niet lukt om bolletjesslikkers aan te pakken.”
ChristenUnie-leider Rouvoet zag dat niet meteen zitten. Hij is „jurist genoeg om te beseffen dat je het met extra wetgeving op dit terrein niet redt. Het moet beginnen bij zelfbeperking.”
Maar Bellari hield vol. „Voor mensen die al aan zelfcensuur doen, zijn de bestaande wetsartikelen niet bedoeld. Ze zijn gericht tegen mensen die constant over de schreef gaan, die zorgen voor vergif in de samenleving.”
„Juridisering lost de problemen niet op”, wierp ds. J. G. Heetderks, voorzitter van de PKN-synode, tegen. „We komen er niet door voortdurend de gang naar de rechter te maken.”
Op zichzelf was Bellari het daarmee eens. „Probleem is alleen dat een miljoen moslims gefrustreerd zijn omdat ze zich nauwelijks kunnen verdedigen. De gang naar de rechter zou die frustratie kunnen kanaliseren.”
Hier kreeg hij bijval van Rouvoet. De ChristenUnie-voorman riep op om ook weer niet te snel voorbij te zien aan de functie van het strafrecht. „Het kan wel degelijk relevant zijn voor de emancipatie van groepen in de samenleving.”
Daarmee bracht hij de discussie bij het inmiddels veelbesproken artikel 147 uit het wetboek van strafrecht: de strafbaarstelling van smalende godslastering.
NRC-commentator Huygen verdedigde hier graag de positie van D66, die artikel 147 liefst snel wil schrappen. „Er is geen enkele reden om kritiek op geloof zwaarder aan te slaan dan kritiek op een ideologie waar geen God aan te pas komt”, betoogde hij. „Als mensen als oud-RPF-leider Van Dijke en imam El-Moumni vrij spel hebben, moeten niet-gelovigen ook kunnen antwoorden.”
Ds. Heetderks en ChristenUnie-leider Rouvoet waren het daar allerminst mee eens, maar de meest beeldende tegenspraak kwam van Saïd Bellari. „Meneer Huygen komt op mij steeds meer over als iemand die klaagt dat zijn Ferrari is gestolen, terwijl hij er nooit een heeft gehad. Je moet eerst het geloof bezitten om te weten wat het is om in je geloof belasterd te worden.”
Het beeld van de Ferrari is relevant, aldus Rouvoet. Hij vroeg zich af waarom niet breed erkend kan worden dat gelovigen een specifiek belang hebben dat specifieke bescherming verdient. „Bij gewone belediging gaat het om mijzelf, bij godslastering om de God Die ik liefheb. Het strafrecht is ervoor bedoeld dat soort specifieke belangen adequaat te verdedigen.”
Opmerkelijk in de hele discussie was de positie van Haci Karacaer, directeur van het conservatieve Milli Görüs. Hij voelt weinig voor de suggestie van Bellari om met gekwetste islamitische gevoelens sneller naar de rechter te stappen. „Dat is flauwekul. We leven niet in een rechtszaal. Moslims moeten het debat aangaan. Ze moeten zich op dit soort avonden laten zien.”
Karacaer vreest dat extra rechtszaken ook tot extra publieke aandacht zullen leiden voor hoe moslims zelf hun vrijheden gebruiken. „Ik houd mijn hart vast over wat je dan te horen en te zien krijgt. Ik weet zelf vaak al niet eens wat ik bid, omdat het Arabische teksten zijn. En imams preken vaak precies hetzelfde zoals ze vroeger in hun land van oorsprong gewend waren te doen.”
Moslims hebben volgens Karacaer ook weinig behoefte aan samenwerking met joden en christenen, zowel op het terrein van de vrije meningsuiting als op het gebied van de onderwijsvrijheid. „Ik krijg kritiek dat ik dat als voorzitter al te veel doe.”