Volkomen verlossing
Psalm 130:8
„En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.”
Mochten er velen gevonden worden die door de Heere gaan roepen, en ook hopend wachtend en wachtend hopend mochten zijn op Zijn Woord. Immers is dit alleen de grond waarop wij nog hopen mogen. Aan de kant van het volk is alles verbeurd, want daar is niets dan zonde en ongerechtigheid. Maar alleen Gods trouw, Gods onveranderlijke en eeuwige verbondsliefde, Gods dierbare belofte is de grond waarin wij het anker der hoop mogen uitwerpen. Hij heeft immers de berg begeerd en zal er eeuwig op wonen. Hoe donker de weg ook zijn mag, Hij kan hem immers licht maken. Hij is toch dezelfde Heere, Die zo menigmaal Zijn kerk uit de diepte gered en zo dikwijls de duisternis heeft doen verdwijnen en licht geschonken? Immers zijn daarvan de bewijzen: de patriarchen Noach, Abraham, Jakob, het volk Israël in Egypte, Mozes in de woestijn, Jozua in Kanaän, David, Elia, Daniël en de jongelingen, Israël in Babel en tenslotte Christus’ kerk onder de Joden en heidenen. Diezelfde God is nog God. Hij kan en zal Zijn kerk ook nog weer uit die diepte redden, het licht weer doen opgaan en die donkere nacht doen verdwijnen. Laten we dan wachten en uitzien, het hart en de verwachting van onszelf en van mensen aftrekken en alleen hopen op God en Zijn Woord, want Hij zal Zijn Israël eens verlossen van alle ongerechtigheid.
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam
(”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)