Anker van de hoop
Mattheüs 8:25
„En Zijn discipelen bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoud ons, wij vergaan!”
Ziedaar, zo is dan de kerk wachtende in de laatste nachtwaak op de komst van Christus in het vlees. Maar was het niet maar een ijdel en vergeefs wachten? Zouden zij niet bedrogen uitkomen? O nee! Dat bestaat niet. Zij hadden een vaste grond voor hun verwachting, namelijk Gods eigen Woord, en dat zal nu ons laatste stuk zijn: „En ik hoop op Zijn Woord!”
Dit is de geloofstaal van de kerk in die duistere toestand. Toen de discipelen van Jezus in nood waren met het scheepje en dachten dat zij vergaan zouden (Mattheüs 8), was hun enige hoop nog dat Jezus hen behouden kon. Daarom wierpen zij het anker van hun hoop in Christus uit en riepen: „Heere, behoud ons, wij vergaan!”
Zo ook hier de kerk in die duistere toestand, waarin haar alles scheen te ontvallen, alsof zij zou verbroken of uitgeroeid worden. Toen wierpen zij het anker van hun hoop uit in de grond van ’s Heeren beloften, die Hij aan de vaderen gedaan had, en in de Heilige Schrift had laten beschrijven.
Die beloften en dat Woord kunnen niet feilen, want het is Gods eigen Woord. Dat is en blijft eeuwig ja en amen! Daarvan kan niet een tittel of jota op de aarde vallen, totdat het alles geschied en vervuld zal zijn, wat er beloofd en geschreven is.
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam
(”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)