De wet van God is eigenlijk een voorschrift. Hij geeft dat aan Zijn schepselen om hen te onderrichten over de plichten die zij moeten doen. Het is eigenlijk een wet van God in hun eigen natuur. Bij gehoorzaamheid aan die wet is er een viervoudig snoer van verbinding. Dat is Gods hoogheid boven ons, Zijn eigendom van ons, Zijn soevereiniteit over ons en onze volstrekte afhankelijkheid van Hem. Deze dingen moeten wij nooit van elkaar scheiden.Sommigen leren dat de wet van God een voorschrift is van onze plicht, met een belofte van enige vergelding bij gehoorzaamheid en een bedreiging van de straf bij ongehoorzaamheid. Maar, de rechte waarheid is dat de wet, bestaande uit een voorschrift van plichten, in haar eigen natuur niet de minste belofte heeft van vergelding. God is dat niet verplicht, want als wij alles gedaan hebben wat wij doen kunnen en doen moeten, zijn wij maar onnutte dienstknechten. Wij hebben dan alleen maar gedaan onze schuldige plicht, die wij doen moeten. En de straf bij ongehoorzaamheid vloeit niet uit de wet zelf als wet, maar alleen uit de deugden van de Wetgever die wij beschreven hebben.

A. Comrie, predikant te Woubrugge (Heidelbergse Catechismus, 1753)