Mens & samenleving

Zomergesprek: Bert de Wit is als blijdschapper op weg naar dé dag

De stem van Nietzsche dreigde in zijn leven de stem van het Woord te versmoren. Tot God ingreep. Het verlangen anderen bekend te maken met de boodschap van vrije genade bracht Bert de Wit daarna op het zendingspad. In het uitzien naar dé dag.

20 July 2021 15:27Leestijd 15 minuten
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Voor de reis naar zijn favoriete plek haalt Bert de Wit (53) twee fietsen uit de schuur. Maar eerst wil hij nog iets anders laten zien. Op de schuur en de garage werden daktuintjes met vetplanten aangelegd. Bijen vliegen van plant naar plant. „Prachtig toch”, glundert de inwoner van Woerden. „Een asfaltwoestijn werd een feest van leven. Rentmeesterschap op microniveau.”

Na terugkeer uit het Afrikaanse land Guinee, waar hij werkzaam was als evangelist –in zijn eigen jargon ”blijdschapper”– vestigde De Wit zich met echtgenote Willemiek en hun zes kinderen in zijn geboorteplaats Woerden. Regelmatig fietst hij naar het Brediuspark, waarin ook de Bethlehemkerk van de gereformeerde gemeente, „het Broodhuis”, een plek kreeg. Op zijn vertrouwde bankje haalt hij oude foto’s tevoorschijn. „Kijk, dit zijn de wilgen die je dáár ziet. Veertig jaar geleden stonden ze nog overeind, nu neigen ze naar het water. Dan zie je wat de factor tijd doet. Die bomen zijn biotopen op zichzelf geworden. Duik er maar eens in, om te zien wat er allemaal in leeft.”

Over het voetpad voor het bankje passeren gedurende het gesprek tientallen bezoekers. Jong en oud, op eigen benen en in een rolstoel. De Wit groet ze allemaal en heeft voor ieder een vriendelijk woord.

Waarom zijn we hier?

„Toen ik jong was, speelden in mijn bestaan twee vragen. Wie is God, als Hij bestaat? En hoe verhoud ik me tot Zijn schepping, of dat wat bestaat? Als klein kind verslond ik de driedelige ”Bijbelse geschiedenis” en de vierdelige ”Kerkgeschiedenis” van Vreugdenhil. De woorden en plaatjes staan in mijn ziel gegrift. Opgroeiend ging ik andere schrijvers lezen. Couperus, Nietzsche, Augustinus, Dostojewski, Kierkegaard en Lewis. Dan komen de grote bestaansvragen op. Wie ben ik? Hoe verhoudt zich dat wat ik in het Broodhuis hoor tot wat ik elders lees en op deze wereld zie gebeuren? In het Broodhuis klonk de blijde Boodschap, op dit bankje ontwaarde ik vooral gebrokenheid en dood. In de natuur en in mijn eigen bestaan. Terwijl mijn hart hunkerde naar heil, schaterden Couperus en Nietzsche in mijn hoofd om wat voor hen niet meer was dan kerkje spelen.

17330431.JPG
beeld Sjaak Verboom

Worstelend met God, of Hij met mij, mijmerde ik over het waarom en waartoe van mijn bestaan. God zij dank waren er in het Broodhuis mensen die zich om mij bekommerden en luisterden naar de kakofonie in mijn hoofd en hart. Je hoeft niet helemaal begrepen te zijn om toch gezegend te worden in de ontmoeting met een mens! Terwijl ik tussen Broodhuis en Brediusbankje pendelde, begon God genadig te spreken in mijn bestaan, op de wijze waarop Nicolaas Beets daarover schreef in een gedicht:

De moerbeitoppen ruisten, God ging voorbij.

Neen, niet voorbij, Hij toefde;

Hij wist wat ik behoefde, en sprak tot mij.

Er kierde licht in de krochten van mijn hart. Een beginsel van hoop van gene zijde baande zich traag maar onstuitbaar een weg. God ging spreken in mijn bestaan; overweldigender, heerlijker en werkelijker dan welke gedachteconstructie ook. Hij componeerde me tot een cultuurpessimist die toch levensoptimist mag zijn, want alles wat er werkelijk toe doet is al door Hem volbracht. Het hoeft alleen nog maar iets verder te geschieden, totdat Hij komt. Dan schrijf je uit vreugde met Pascal je persoonlijkeMémorial” en heb je met Kohlbrugge genoeg aan het Lam.”

Wat is de missie van uw leven?

„Nadat ik mijn jeugd was doorgekreupeld, ontstond de wens om dat wat ik van God had ontvangen, te mogen delen met anderen. Een verlangen dat al was gewekt door Vreugdenhil. Na tien jaar studie en luisteren naar voorgangers op de zendingsweg mocht ik zelf op zendingsreis. Vanuit het Broodhuis kreeg ik Gods zegen mee. Zo vertrok ik naar Nigeria. De eerste vier jaar werkte ik binnen het streekontwikkelingsprogramma, de laatste vier jaar was ik betrokken bij de verzelfstandiging van de zendingskerk.

In navolging van de puriteinen en mensen als de oudvader Teellinck leg ik zo nu en dan mijn persoonlijke inwilliging van Gods verbond zwart op wit vast. Dat dringt je regelmatig tot mijmeren en leert je over levenshobbels heen te zien naar het einde van de reis. Tot die dag rommel ik nu wat mee met mensen en organisaties in de vervulling van hún missie: het beschikbaar en toegankelijk maken van Gods Woord voor mensen die hier of een continentje verder wonen.”

Wat doet u als u niet werkt?

„Met zes kinderen valt er heel wat te praten en te doen. Verder ben ik nog volop aan het landen in de gemeenschap en de kerkelijke gemeente. Dat vind ik net zo’n klus als landen in Nigeria of Guinee. In onze wijk heb ik me wat beziggehouden met een sedumdakproject. Tot mijn verbazing reageerden er 110 mensen. De contacten die dat oplevert, doen me sterk denken aan ons leven in Guinee. Ik ben niet geroepen om overal tegen te zijn, maar om ergens vóór te zijn. Voor de eer van de Schepper, het uitleven van het Evangelie, de zorg voor elkaar en voor de schepping.

17330410.JPG
beeld Sjaak Verboom

Recent ontving ik via de buurtapp een oproep van ”de mannen zonder doel” om lid te worden van deze buurtzaalvoetbalclub. Daar hoor ik bij, dacht ik. Ik ben zo’n doelmisser, dus ik heb me opgegeven. Met slechts één functionerend oog ben ik niet de beste spits, maar daar kunnen ze wel om lachen. Kijk, van zulke mannen houd ik. Maar dan speel je mee en mist een bal het doel en klinkt een vloek en móét ik wat. Het liefst zit ik thuis in een hoek met een boek, dat is veel prettiger. Maar God zegt: Kom uit je hoek! Wat ik in het Broodhuis hoor, moet niet alleen thuis worden verwerkt, maar in de gemeenschap geleefd. Vrijmoedig en blijmoedig, want er is hoop voor doelmissers. Niet alleen voor Bert, maar ook voor Achmed in Guinee en voor Piet in mijn team. De ander ontmoeten waar hij zich bevindt op de levensweg, gul luisteren en biddend de mogelijkheden uitbuiten om als doelmissers uit te komen bij de ultieme vraag: Wat denken jij en ik nu van de Christus? Vanuit het zendingswerk noem ik dat het synchrone onthullingspad van een relatie opbouwen en het Evangelie ontsluiten. Zie het als aarzelende landingspogingen van een zoekende blijdschapper uit het Guineese dorpje Garama die weer gergemmer in Woerden moet leren worden.”

Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?

„Ik geniet van de kinderen en van knutselen. Helaas staat mijn geknutsel in de pauzestand door een ”frozen shoulder”, maar ik verlang ernaar om verder te knutselen aan onze meubels met hout van een oude eiken vloer. En weinig is zo mooi als de kinderen wat in te wijden in de geheimen van de schepping, op de plek waar je woont. Op vakantie in verre oorden wandel je rond in drie dimensies, maar je mist de vierde: de tijd. Hier in het Brediuspark wandel ik vierdimensionaal rond. Ik ken de biografie van deze bomen, de ontwikkeling in de flora en fauna van dit gebied.

Vakantie houden is voor mij met aandacht vertragen op de plek waar de Heere me heeft geplaatst. Dat bevredigt me meer dan nog weer een andere plek zien, al woon ik door wonderlijke kronkels in mijn bestaan nu op mijn 37e tijdelijke verblijfplaats. We zijn met twee benen geschapen, niet met vier wielen of twee vleugels. Wanneer je geen oog ontwikkelt voor het kleine en schone in je eigen omgeving, zul je dan het grote 1000 kilometer verderop wel echt zien? Bovendien ontneemt de ecologische prijs van reizen me de lust om zomaar op reis te gaan. De jaarlijkse CO2-besparing die ik realiseer met onze zonnepanelen is gelijk aan een enkeltje werkbezoek Azië of een retourtje Afrika. Ja, we gaan wel weg, naar een boerderijtje in Enter. De jongens hebben al precies uitgezocht welke vogels we daar kunnen gaan tegenkomen.”

Welke muziek kan u bekoren?

„In mijn jonge jaren floot ik veel. Niets is mooier dan Gods lof tonaal verademen, met niks ertussen. Helaas vonden mijn buren in Nigeria en Guinee mijn gefluit niet erg stichtend. Daardoor sleet het fluiten uit mijn bestaan. Het zingen bleef. Als jochie hielp ik op zaterdag de koster in ons Broodhuis. Met een stofdoek racete ik door de banken, op weg naar de preekstoel. Beschroomd beklom ik die om er in mijn uppie psalmen te zingen, soms fluisterend, soms bulderend. Wie zingt, bidt driedubbel, met ziel, geest en lichaam. ’k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht. Met een gegronde hoop, want Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft.

17330430.JPG
beeld Sjaak Verboom

Ik ben Willemiek dankbaar voor het besluit bij ons huwelijk om de maaltijden zingend te beëindigen. Negentien jaar later en zes kinderen rijker stijgt aan onze tafel driemaal daags Gods lof op in de acht talen waar we in ons leven tegenaan botsten. Als een zwakke afspiegeling van wat er voor de troon gebeurt. Het is mijn gebed dat de kinderen zingend in het leven zullen blijven staan.”

Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?

„Als vrijgezel heb ik heel veel boeken verzameld. Verhuizend moest ik steeds meer achterlaten; klein leed op de zendingsweg. In dat wat er over is, struin ik rond als een Guinese geit. Afhankelijk van wat ik opvang in het Woord, een preek, een gesprek of de krant trek ik boeken uit de kast. Recent promoveerde een neef van me. Zijn studie over Christus’ plaatsbereiding is een heerlijkheid om in rond te dolen. Al lezend pak ik er andere boeken bij: van Anselmus, Winslow, Kelly, Owen, Van Vlastuin, De Vries... Bij het herlezen van boeken lichten dan telkens weer andere zinnen op.”

Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?

„Ik had graag de antropoloog en missioloog Paul Hiebert eens willen spreken over de openingsvraag in hoofdstuk 6 van zijn boek ”Anthropological reflections on missiological issues”. Kan een analfabete dorpsbewoner uit India –of een yup uit Woerden– christen worden na éénmaal het Evangelie te hebben gehoord? Zo ja, wat betekent bekering dan en hoe vormen we dan één gemeente? Zulke vragen houden me door mijn verblijf in Nigeria en Guinee geweldig bezig.

Door de Britse missioloog Leslie Newbigin zou ik me willen laten bevragen op het ”timide syncretisme” dat ik ook bij mezelf ontdek. Niet-westerse christenen lijken veel onbevangener op God te vertrouwen en Zijn Woord op Zijn gezag te geloven. Voor mij als laatmoderne westerling blijft het een strijd tussen geloof en rede. Daarmee word ik heel snel een zeer verlegen strijder tegen „het zachte despotisme van een verdrietige overheid”, zoals Bart Jan Spruyt recent in het Reformatorisch Dagblad schreef. Het antithetisch spreken waar Laurens van der Tang in dezelfde krant toe opriep, vergt een moed die ik telkens moet ontvangen. Wij zijn de tijden, schreef Augustinus, ook in onze timiditeit.”

Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?

„Laten we niet bij losse teksten leven, maar bij heel de Schrift. Dat is de gezonde gang. Tegelijk zegt Calvijn dat God Zich in Zijn spreken uit de Schrift én richting de Schrift accommodeert overeenkomstig de toestand van ons hart en naar de maat van ons beperkte en cultureel bepaalde bevattingsvermogen. Bij vrijwel al mijn tot bekering gekomen moslimvrienden speelde een droom, binnen hun culturele context heel belangrijk, een cruciale rol in hun bekeringsproces. Zo spreekt God genadig en barmhartig tot ons, bevindelijk gereformeerden, door soms een tekst met kracht in het hart te laten klinken. Niet als eindpunt maar als kantelpunt in de bekeringsweg.

In mijn existentiële worsteling weerklonk Galaten 2:20-22 bevrijdend in mijn hart. Die tekst werd een lens waardoor ik de werkelijkheid van mijn doelmissend leven en een zuchtende schepping vanuit een nieuw perspectief ging bezien. Nietzsche en zijn kameraden kwamen daardoor definitief in de oppositie terecht. De drang naar het bijzondere verdampt als je de rijkdom van Gods gewone spreken leert kennen: in Zijn voorzienigheid en door Zijn Woord, op rechte stukken van je levensweg en op de kruispunten in je bestaan.”

Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?

„Een permanent hoogtepunt is Gods goedheid en leiding in mijn leven, Vaderlijk en vriendelijk. Bijzonder is het dat ik verwaardigd werd om een poosje vanuit en met onze gemeente de zendingsweg te bewandelen. En dat ik nu mag meedenken met mensen en organisaties over het belang van Bijbelvertaling en de werkelijkheid van de transformerende kracht van het Evangelie. Dat maakt me een dankbaar mens.

17330434.JPG
beeld Sjaak Verboom
Een dieptepunt dat niet alleen dieptepunt is: in acht maanden stierven twee zwagers, mijn moeder en een vriendin in Guinee, een zuster in Christus. Harm en Rien, Jo en Maryam. Ondanks alle gebrokenheid waarmee ook zij worstelden, staan ze nu voor de troon van het Lam. Die bodem onder het verdriet neemt de rouw hier en nu niet weg. Maryam woonde een jaar bij ons in huis. Ik heb haar gang vanuit het huis van de islam naar het huis van de Vader meegemaakt, inclusief haar ondergang in het doopwater van een riviertje op de Fouta Djalon en haar opstanding met Christus in een nieuw leven. Na ruim zes jaar werd haar geloven aanschouwen. Dat laat je niet onberoerd.

Een leertraject is mijn ”frozen shoulder” met wat die met zich meebrengt: pijn, slaaptekort, concentratiegemis, oorsuizen. Marginale ongemakken in vergelijking met wat anderen meemaken, maar op de schaal van mijn leven beperkingen die ertoe doen. Ik vergeet te snel de vermaning dat ik de kastijding niet klein moet achten waarmee mijn Vader mij opvoedt tot zoon. Op z’n Heidelbergs „getroost leven” betekent dat ik niet als een droeftoeter met mijn kruis moet rondsjokken. Dan mis ik weer het doel. Vanuit mijn doop roept God me op het kruis vrolijk te dragen.”

Hoe kijkt u naar de toekomst?

„De door zonde ontaarde schepping zal op áárde eens ingewisseld worden voor een hemelse werkelijkheid. Onze huidige heerlijkheden zijn niet meer dan de kaft van het boek en de inleiding, zoals Lewis schrijft in het slot van zijn Narniakronieken. Het beste moet nog komen, daar zie ik met Guido de Brès en de schepping naar uit. Maar wat spoedig is bij God, is traag voor mijn verlangen, zeg ik met Augustinus. In Nederland dreigen we te gaan lijden aan het ”nog-christendom”. We hebben nog dit en nog dat, maar morgen… Die verliezershouding valt te begrijpen. Je mág ook verdrietig zijn om een stervend christendom in je gemeenschap, maar dat zegt niks over de gemeente van Christus! Die leeft wereldwijd vanuit het perspectief van wat ons nu al is geopenbaard is en wat er nog wacht.

Eens komt de dag waarop in alle talen Gods lof zal worden bezongen. Elk van de 7387 talen op deze wereld kent zijn eigen mogelijkheden om dat te doen. Zo schept God Zich dwars door het oordeel van ons Babels gebabbel een 7000-talig symfonisch pinksterloflied op Zijn ontferming. Niets vernedert de duivel meer dan dat. Hier stotter ik me door een handvol talen heen, daar zal ik vloeiend meezingen met Lamine in het Mogofin, met Kadiatou in het Sousou, met Maryam in het Pular, met Mbam Ede in het Izi. Mensen die hebben geleefd uit het Evangelie en ontslapen zijn in Christus, tot dé dag. Je bent toch een geweldige bofferd als je uit die blijde boodschap mag leven!”

Meer over
Zomergesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer