We lezen in de tekst dat de jonge Josia 16 jaar oud was toen hij begon om de Heere te zoeken. Lezer, Hoe oud zijn wij? En zoeken wij de Heere al? Hij zocht de God van zijn vader David. In Josia’s voorgeslacht waren er die de Heere hadden mogen vinden. Zouden onze (klein)kinderen ook kunnen zoeken naar de God van hun vader of moeder, van hun opa of oma?

Josia begon te zoeken. Van nature zoeken we de Heere niet. In onze diepe val zoeken we ten diepste altijd onszelf. Er is een begin nodig. Een begin uit God. Hij zoekt, naar Zijn welbehagen, het verlorene. Wat Hij vindt en als het verloren schaap opraapt in het uur der wedergeboorte leert God zoeken. Kent u dat onbegrijpelijke wonder dat God u/jou opzocht?

De Heere zoeken, wat betekent dat eigenlijk? Zoeken begint altijd met missen. Missen doet zoeken en zoekers worden op Gods tijd, uit genade, vinders. Het ware zoeken begint met een Godsgemis. Het ware zoeken komt voort uit het zaligmakende kennen van de diepe kloof tussen God en mijn ziel. Een kloof, een breuk, die ik geslagen heb in mijn diepe val en nog dagelijks dieper maak door mijn zonden met gedachten, woorden en werken. Het ware zoeken heeft nooit rust dan alleen als in een eerlijke weg Jezus gevonden mag worden. Zijn wij zo’n missende zondaar die zeggen mag: „U zoek ik met verlangen, zo ras wij het morgenlicht ontvangen, bij het krieken van de dageraad”? Of gaan wij vaak zonder bidden de nieuwe dag weer beginnen? O, zoek toch letterlijk eerst, in de vroege morgen, het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid!

Zoeken, dat woordje wordt mooi uitgelegd in kanttekening 29 bij 2 Kronieken 11:16. Het wil zeggen:

1. God recht leren kennen. God als de Heilige, voor Wie ik niet bestaan kan. God als de Lankmoedige, Die ik al zo veel jaren aan Zijn plaats heb gelaten. God als de Barmhartige, Die ik enkel moeite aangedaan heb met mijn zonden waarover ik me dan zo diep heb leren schamen.

2. God zuiver dienen. Namelijk dienen met het hart. Dan wordt de zonde beweend, gehaat en verlaten en komt er door de uitgestorte liefde in het hart, een wederliefde tot de Heere, Zijn dienst en Zijn Woord. Dan wordt waar: ik zoek U met mijn gehele hart.

3. God vuriglijk aanroepen. Vurig, dat is aanhoudend aanroepen in het gebed. Dat is dat leven als een Daniël, die drie tijden ’s daags de Heere zocht in zijn binnenkamer, in het verborgene. God aanroepen, dat wijst op nood. Roepen doen we als we echt geholpen moeten worden.

4. God trouwelijk gehoorzamen. Wat wilt Gij dat ik doen zal, wordt de inhoud van mijn leven. Ons leven wordt een buigend en een bukkend leven voor de Heere, Wiens straf ik waardig ben maar Wiens gunst ik niet missen kan.

5. Volharden tot we als een rechteloze zondaar door de Heere worden opgeraapt en Hem mogen vinden Die Het leven is, zoals de Kananese vrouw aanhield, tot ze uit genade Jezus vinden mocht.

Voor die zoekers geldt: „en zullen na dit leven in eeuwigheid met Hem, hun Zaligmaker, de Drieënige God, mogen leven” (kanttekening 29 slot).

Zoeken wij ook zó de Heere?! Mocht u/jij al vinden?!