CGK nemen besluit over zendingsgemeenten
De generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is woensdagmorgen akkoord gegaan met een voorstel om in de kerkorde plaats in te ruimen voor een „evangelist naar artikel 4 KO.” Deze zal zich inzetten als pionier en opbouwwerker voor het stichten en opbouwen van zendingsgemeenten.
Was de synodecommissie enkele weken geleden nog van oordeel dat artikel 4 meer gaat over de weg die iemand moet gaan om predikant binnen de CGK te kunnen zijn en stelde zij een regeling voor naar analogie van artikel 3 van de kerkorde, gaandeweg kwam zij -met deputaten- „tot de overtuiging dat artikel 4 KO een goede weg is.”
Enerzijds wordt de evangelist gezien als een dienaar des Woords, aldus de commissie in haar laatste rapport. „Daarbij past dat de evangelist derhalve ook sacramentsbevoegdheid krijgt. Tegelijkertijd dient benadrukt te worden dat het een ’bijzondere’ dienaar des Woords is. Dit onderscheidt hem van de andere dienaren des Woords.”
Dit ’bijzondere’ blijkt uit de andere studievereisten, het gebonden zijn aan één gemeente en de tijdelijke bevoegdheid. Wanneer een evangelist naar artikel 4 KO uit de zendingsgemeente -een voorbeeld is de ICF-gemeente in Rotterdam- vertrekt, is hij zijn bevoegdheden kwijt. Wel kan hij deze via een nieuw traject weer ontvangen als hij in een andere plaats opnieuw als evangelist wordt aangesteld. De classis waarheen de evangelist vertrekt bepaalt of een (gedeeltelijk) onderzoek opnieuw nodig is. „De classis besluit hierover na overleg met de classis van waaruit hij vertrekt”, luidt het in het nieuwe lid 6 van artikel 4.
Een schoonheidsprijs verdient de aanduiding „evangelist naar artikel 4 KO” niet, merkte ds. J. P. Boiten (Sliedrecht) tijdens de bespreking op. Commissierapporteur ds. W. N. Middelkoop gaf echter aan hier sterk aan te hechten. „We kennen straks de dienaar des Woords, de gewone evangelist zonder sacramentsbevoegdheid, én de evangelist naar artikel 4 KO. Het onderscheid tussen die drie moet wel helder blijven. Daarom vinden wij deze term heel waardevol.”
Is er niet het gevaar dat we nu een predikantschap gaan creëren buiten de Theologische Universiteit Apeldoorn om? vroeg ds. A. C. Uitslag (Kerkwerve). „Krijgen we straks geen dienaren des Woords uit Apeldoorn en uit Ede?” Ds. Middelkoop beklemtoonde dat om te kunnen worden benoemd als evangelist naar artikel 4 KO „minimaal” een afgeronde hbo-opleiding theologie noodzakelijk is. „Bij kandidaten met een opleiding op hbo-niveau dient een aanvullende vorming op het gebied van geloofsleer, homiletiek en kerkrecht overwogen te worden”, luidt het nu in artikel 4. „Bij kandidaten met een universitaire opleiding kan een gerichte verdere missionaire vorming gewenst zijn. De kerkenraad, die de evangelist aanstelt, beslist welke aanvullende opleiding en verdere vaardigheden voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn. Dit geschiedt in overleg met de classis.”
Voordat een kerkenraad kan overgaan tot de bevestiging van de evangelist naar artikel 4 KO, dient hij de classis te verzoeken om deze te onderzoeken. „De kerkenraad zal niet eerder tot zijn bevestiging overgaan dan nadat de classis hiervoor toestemming heeft verleend.”
Ook over de positie van de zendingsgemeenten kwam woensdagmorgen helderheid. Had de commissie in haar vorige rapport nog voorgesteld deputaten evangelisatie op te dragen de synode van 2007 te dienen met een nadere omschrijving van het begrip ”zendingsgemeente”, woensdag lag er een nieuw voorstel op tafel.
Verschillende afgevaardigden vroegen zich af hoe het mogelijk was dat de commissie zo snel zo’n ommezwaai had gemaakt. Ds. A. Hilbers (Zwolle): „Tijdens de vorige bespreking heb ik de commissie gevraagd waarom ze zo mat had gereageerd op de voorstellen van deputaten. Wat er sindsdien precies gebeurd is, weet ik niet; maar ik ben er wel heel dankbaar voor. De kerken zetten de deuren open. Dat is in de afgelopen weken vaker gebeurd; ik wijs u op het besluit over het kerkelijk lied, het gastrecht tot het avondmaal, en nu dit voorstel. Ik ben bijzonder dankbaar.”
De synode besloot aan artikel 21 van de kerkorde toe te voegen dat een middel om het Evangelie te verkondigen het stichten van zendingsgemeenten is. Een zendingsgemeente wordt nu gedefinieerd als „een gemeenschap van gelovigen die ontstaat uit missionaire arbeid, die zich ontwikkelt tot een zelfstandig functionerende gemeente en die zichzelf ook weer toewijdt aan missionaire arbeid.” In deze gemeenten kunnen Gods Woord en de sacramenten worden bediend door evangelisten naar artikel 4 KO.
Een zendingsgemeente komt, zo luidt het verder in artikel 21, minstens eenmaal per zondag samen in een eredienst. „In andere samenkomsten -bij voorkeur op zondag- zal aandacht gegeven worden aan het onderwijs in de gereformeerde leer en de gereformeerde belijdenis.” „Natuurlijk zouden we liever hebben dat mensen tweemaal op een zondag naar de kerk komen”, zei rapporteur ds. Middelkoop. „Maar de moeilijkheid is: In hoeverre kun je zoiets dwingend opleggen? Onze wens is wel dat het daar op een gegeven moment naartoe gaat.”
De synode heeft met het aanvaarden van de commissievoorstellen een „heel bijzonder en belangrijk” besluit genomen, besloot preses ds. J. Westerink de bespreking. „Er is nu sprake van voortgang van een stuk werk dat de laatste jaren op bepaalde plaatsen in ons land is ontstaan en waar de zegen des Heeren heel duidelijk op rust.”