Goede conservatief wil leren van geschiedenis
Christelijke conservatieven of reactionairen streven, als het goed is, naar een toekomst waarin het christelijk geloof en het christelijk verleden weer gerespecteerd worden als een bron van wijsheid.
De onder christenen populaire ”conservatief-christelijke ideologie” kan zich niet beroepen op de geschiedenis, betoogt Ardi Pierik (RD 21-6). Het aanhalen van ”de joods-christelijke traditie” of het ”Plakkaat van Verlatinghe” is niets meer dan het idealiseren van een mythisch verleden dat helemaal niet zo mooi was als men het voorstelt. Hij gaat echter te kort door de bocht als hij vervolgens concludeert dat de geschiedenis niet „als een kraamkamer van conservatieve ideeën” kan worden gebruikt. Er gaan hier enkele dingen mis die het verdienen opgehelderd te worden.
Allereerst is er sprake van een verengde kijk op wat ”conservatisme” zou moeten inhouden. Het conservatisme zou claimen dat er een joods-christelijke cultuur bestaat die bedreigd wordt, dat de natiestaat beschermd moet worden en dat er sprake is van achteruitgang zoals verwoord door de Duitse geschiedfilosoof en cultuurhistoricus Oswald Spengler. Geen van deze beweringen is echter essentieel voor het conservatisme, hoewel ze zeker populair zijn.
Inhoudelijk vallen er ook enkele dingen aan te merken op het betoog. Allereerst die jood-christelijke cultuur. Volgens Pierik bestaat die niet, omdat christelijk Europa vaak antisemitisch is geweest. Dit is correct, maar zo hoeven we de term ”joods-christelijk” niet op te vatten. Het is eerder een terecht eerbetoon aan het feit dat de denkbeelden en cultuuruitingen van de westerse wereld diepgaand beïnvloed zijn door het jodendom. Jezus was een jood, de Bijbel is een joods boek en het christendom begon als joodse groepering.
Er is wel een ander probleem: het lijkt me dat die joods-christelijke cultuur niet meer bestaat en meer een populistische fictie is. Het bestaat nu, zoals Geert Wilders het een paar jaar terug verwoordde in antwoord op een vraag van Kees van der Staaij, uit „opkomen voor je eigen volk.” Traditionele christelijke waarden zijn allang niet meer leidend in ons land. Om deze reden zou het nauwkeuriger zijn om te spreken van een christelijk-reactionaire beweging, omdat men –als het goed is– helemaal niet de huidige materialistische, seculiere en hedonistische cultuur wil bewaren, maar op sommige punten terug wil naar hoe het vroeger was.
Inspiratiebron
Mogen we ons daarbij beroepen op de geschiedenis? Of zijn we dan noodzakelijkerwijs mythologie aan het schrijven? Hier gaat het betoog fundamenteel mank. Het is helemaal niet nodig om de werkelijkheid geweld aan te doen als we inspiratie willen halen uit het verleden. Links haalt vaak inspiratie uit utopische visioenen voor de toekomst, rechts meestal uit verbeeldingen van het verleden. Noch de toekomst, noch het verleden bestaat precies zo in de werkelijkheid. Zolang we er geen aanspraak op maken met geschiedschrijving bezig te zijn, is dat geen probleem. Iedere politieke filosofie moet op de achtergrond een ideaalbeeld hebben om politieke veranderingen op te beoordelen.
Historische gebeurtenissen laten ons zien: zo kan het ook! Het Plakkaat van Verlatinghe is een inspiratiebron, niet omdat het democratisch is, maar omdat het een begin van een rechtsstaat vormde. Op dezelfde wijze kunnen mensen zich beroepen op de ”Magna Charta” (1215), de ”Declaration of Independence” (1766), of ”La Déclaration universelle des droits de l’homme et du citoyen” (1789), zonder ze als perfect af te schilderen.
Utopieën lijken me zelfs problematischer als politieke bron dan het verleden, aangezien de geschiedenis tenminste een test van realisme en haalbaarheid biedt (die Pierik terecht ten volle uitbuit). Als men, zoals veel hedendaagse filosofen, alle landsgrenzen wil opheffen, de categorieën ”man” en ”vrouw” wil vernietigen en alle ”micro-agressies” wil uitbannen, dan vraagt een conservatief persoon zich af: is dat wel verstandig? Bij een utopie is directe historische toetsing echter niet mogelijk.
Stip aan de horizon
Kortom, je hoeft het verleden niet te vervalsen om toch een voorbeeld te nemen aan bepaalde goede delen van onze vroegere joods-christelijke cultuur. Sterker nog, ondanks de eindeloze beschuldigingen van de kant van tegenstanders van het conservatisme dat conservatieven terug zouden willen naar het verleden, wil praktisch niemand echt daarnaar terug. Het verleden had veel gebreken, en de wereld is intussen sterk veranderd. Een goede conservatief (of reactionair) wil daarom dat we leren van het verleden en de wijsheid uit onze tradities niet vergeten.
Pieriks frontale aanval op elk beroep op de geschiedenis dat geen emanciperend doel heeft, versterkt het onrechtvaardige progressieve frame dat het verleden vooral bestaat uit onderdrukking en dwingt ons om te bouwen op utopische luchtkastelen. Historici moeten meer doen dan het aanklagen van de geschiedenis. Christelijke conservatieven of reactionairen streven, als het goed is, naar een toekomst waarin God geëerd wordt, waarin het christelijk geloof en het christelijk verleden weer gerespecteerd worden als een bron van wijsheid, waarin impopulaire christelijke deugden als geloof, zelfopofferende liefde, trouw, en matigheid, hoe onvolmaakt ook, breed worden doorgegeven, terwijl we minder gericht zijn op status, geld en genot, zelfverwerkelijking en welvaart. Een toekomst waarin meer gelukkige gezinnen bestaan, en zowel het ongeboren leven als de schepping beschermd wordt.
We kunnen daarbij ook hedendaagse vernieuwingen meenemen, zoals allerlei vormen van openheid en een deugdelijke verzorgingsstaat die de zwakkeren beschermt, en meer mildheid ten opzichte van hen die (zoals wij allen) falen om altijd het goede te doen. Bestond zo’n wereld ooit volledig in ons christelijke verleden? Nee, maar dat maakt haar niet minder waardevol als stip aan de horizon.
De auteur is promovendus filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.