Opinie

Conservatief-christelijke ideologie wortelt niet in historie

De historie kan niet als een kraamkamer van conservatief-christelijke ideeën worden gebruikt. Bijvoorbeeld een verwijzing naar de joods-christelijke cultuur wordt door het verleden juist gelogenstraft.

Ardi Pierik
21 June 2021 12:29
„De basis van de bloei van Holland in de zeventiende eeuw lag in de stad, betoogt historicus Maarten Prak.” Foto: Amsterdam. beeld iStock
„De basis van de bloei van Holland in de zeventiende eeuw lag in de stad, betoogt historicus Maarten Prak.” Foto: Amsterdam. beeld iStock

Losjes op de geschiedenis gebaseerde mythes zijn overal. Zo mag premier Rutte de Nederlandse democratie graag terugvoeren op het ”Plakkaat van Verlatinghe” (1581), waarmee de Staten-Generaal hun trouw aan koning Filips II opzegden, en sprak oud-premier Balkenende in een beruchte speech: „Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit! Over grenzen heen kijken! Dynamiek!” Het Plakkaat was echter geen democratische verklaring en de Vereenigde Oostindische Compagnie kon haar winsten slechts met veel koloniaal geweld behalen. Van dat laatste is de Slachting van Banda door gouverneur-generaal Coen in 1621 nog maar één voorbeeld.

Meestal vloeien historische mythes moeiteloos samen in een hedendaags ideologisch kader. Ook in de gereformeerde gezindte is dat het geval. Men kiest vaak voor een conservatief frame: de geschiedenis zou ons moeten leren dat er sprake is van een joods-christelijke cultuur die bedreigd wordt, dat de natiestaat beschermd moet worden en dat er sprake is van degeneratie, van achteruitgang. Bij dat laatste sluit de Duitse geschiedfilosoof en cultuurhistoricus Oswald Spengler (1880-1936) goed aan. Hij stond een cyclisch geschiedenisbeeld voor. Beschavingen zouden opgaan, blinken en verzinken en wij bevinden ons kennelijk in die laatste fase. Aanhangers van dit conservatieve geschiedenisbeeld verliezen zich in idealisering van het verleden.

Joden uitgesloten

In de eerste plaats is spreken over een joods-christelijke cultuur historisch onjuist. Al in de eerste eeuw na Christus waren er veel opstootjes waarbij zowel Joden als christenen betrokken waren. Daarnaast golden Joden in de middeleeuwen als tweederangsburgers. Zij moesten vaak in aparte wijken wonen en werden als ”vreemd” beschouwd. Zij kregen de schuld van de Zwarte Dood, de pestepidemie die van 1347 tot 1352 in Europa woedde, en konden hun religie niet vrij belijden.

Ook in later tijd werden Joden regelmatig vervolgd. Het 15e-eeuwse Spaanse koninklijk paar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië liet onder dwang tot het christendom bekeerde Joden vermoorden omdat ze niet oprecht zouden zijn. Ten slotte was er rond 1900 bijvoorbeeld de Dreyfusaffaire, waarbij een Joodse officier in het Franse leger na valse beschuldigingen werd veroordeeld. Christenen stonden gedurende de Europese geschiedenis zo negatief tegenover Joden dat van een gemeenschappelijke joods-christelijke cultuur geen sprake kan zijn.

Ten tweede kunnen we van de geschiedenis niet leren dat natiestaten essentieel zijn. In de Europese geschiedenis heeft men het prima zonder natiestaten kunnen doen. De basis van de bloei van Holland in de zeventiende eeuw lag in de stad, betoogt historicus Maarten Prak. Steden waren prima in staat om voldoende vrijheid te waarborgen voor het mogelijk maken van economische groei. De vroegmoderne stad was een veel efficiënter politiek systeem dan vaak wordt gedacht.

Een sterke opkomst van nationalisme op Europees niveau is pas te dateren in de tijd vanaf 1770. Het was verbonden met de idealen die zouden uitmonden in de Franse Revolutie. Ook de framing van een groot nationaal verleden komt uit deze tijd. Framing, want de Republiek was uiteraard geen natiestaat.

Pogingen in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd om overheden te centraliseren, zijn eveneens niet bruikbaar ter verdediging van het nationalisme. Staten werden door de leidende vorsten in de vroegmoderne tijd gezien als privébezit. Men hechtte daarbij helemaal niet zo aan bepaalde lapjes grond, terwijl het grondgebied later als essentieel voor de natie werd gezien.

De Nederlandse natiestaat dateert uit de negentiende eeuw. Hij werd van boven opgelegd door conservatief denkende Europese vorsten, die pretendeerden het verleden te restaureren. De vraag is alleen welk verleden dat was. De Republiek heeft nooit een koning gehad… Het concept van de natiestaat kan dus weer gaan zoals het eens is gekomen: opgelegd van boven. Een politieke organisatie is niet onveranderlijk.

Onterecht ondergangsdenken

In de derde plaats is een degeneratie van het Westen niet te bewijzen. Het hele concept van beschavingen zoals Spengler dat hanteert, is problematisch. Rijken waren en zijn niet één groot machtsblok, maar bestonden uit verschillende regio’s en sociale klassen, die onderling lang niet altijd even sterk samenhingen. Van ”de westerse beschaving” kan daarom ook niet gesproken worden. Nederland is anders dan Engeland. Daarnaast zijn als ”westers” geldende landen economisch en politiek nog altijd zeer dominant. Als er iets is wat dat illustreert, dan wel de hoeveelheid coronavaccins die Europa en de VS vergeleken met Afrikaanse landen hebben. Europa is nog springlevend.

Kortom, de geschiedenis kan niet als een kraamkamer van conservatieve ideeën worden gebruikt. De gangbare verwijzingen naar een joods-christelijke cultuur, het nationalisme en de vermeende ondergang van het Westen zijn te simpel gedacht of zelfs totaal onjuist. Daarom vindt een conservatief-christelijke ideologie geen steun in de geschiedenis.

De auteur is derdejaarsstudent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer