Thuiszorg op afstand: „We ontkomen er niet aan”
De tijd dat thuiszorg letterlijk zorg aan huis betekent, lijkt voorbij: steeds vaker wordt deze hulp op afstand gegeven. Inmiddels zijn 500 cliënten van Lelie zorggroep, actief van Assen tot Goes, ervaringsdeskundigen.
Iemands bloedsuiker checken en tegelijkertijd gezellig een praatje maken: daar denk je aan bij thuiszorg. De bezoekjes kosten de nodige tijd. „En er komen meer ouderen, maar personeel is er te weinig”, legt Jantine Wilschut uit. Zij is innovatieadviseur bij Lelie zorggroep, waarvan onder andere Agathos en Curadomi onderdeel zijn.
Sinds begin vorig jaar biedt de organisatie daarom virtuele thuiszorg aan. Jantine Wilschut durft te zeggen dat Lelie zorggroep een voortrekkersrol speelt bij het gebruik van technologische hulpmiddelen. „Wij zijn een van de eerste organisaties die ze op grote schaal aanbieden. Op dit moment krijgen 500 cliënten zorg op afstand.”
Verpleegkundige Mirjam Stoffels werd eind 2019 gestrikt om haar thuiszorgteam in te wijden in het gebruik van de nieuwe middelen. „Ik houd wel van techniek, dus het leek me leuk”, zegt ze. Stoffels is vooral fan van de digitale glucosemeter, de Freestyle Libre. „Die gebruiken we veel bij onze cliënten.”
Suikergehalte
De Freestyle Libre is een sensor die continu het suikergehalte meet van degene die dit schijfje op de arm draagt. Door een scanapparaatje of de mobiele telefoon –met de bijbehorende app– over de sensor te bewegen, wordt het actuele bloedsuikergehalte getoond. „Dit scheelt dus veel bloedsuiker prikken”, legt Stoffels uit. „We gingen vaak wel vier keer op een dag bij mensen langs. Dat hoeft niet meer als ze deze sensor dragen. Vooral voor jongere mensen is het erg prettig: ze kunnen zo zelf hun suikerspiegel monitoren. Maar ook een mevrouw die analfabeet is en een meneer met een laag IQ kunnen er goed mee uit de voeten, weten we inmiddels uit ervaring.”De suikermetingen worden in de gaten gehouden door medewerkers van MobileCare, het bedrijf dat de virtuele thuiszorgapparatuur aanbiedt en waarmee de thuiszorgorganisatie samenwerkt. Dat gaat deels automatisch. Als iemand bijvoorbeeld een paar uur lang een hoog bloedsuikergehalte heeft, krijgt Mobile Care een melding. „Verpleegkundig medewerkers checken vervolgens wat er aan de hand is”, vertelt Wilschut. „Zij proberen eerst het probleem zelf, telefonisch, op te lossen. Het thuiszorgteam wordt gealarmeerd als het nodig is om bij de cliënt langs te gaan.”
Horloge
Ook een speciaal horloge is onderdeel van het virtuele thuiszorgpakket. „Als iemand valt, gaat er een alarm af”, zegt Jantine Wilschut. „Je kunt het horloge ook onder de douche dragen. Cliënten die niet meer zelfstandig durven te douchen uit angst te vallen, durven dat vaak wel weer als ze dit horloge om hebben. Ze hoeven niet bang te zijn dat ze uren of dagen op de grond liggen zonder dat iemand doorheeft wat er is gebeurd.” Het horloge houdt ook lichaamsfuncties zoals de temperatuur in de gaten.
Een derde voorbeeld van de moderne middelen die thuiszorgklanten gebruiken, is de bewegingssensor. „Dit zijn sensoren die je bijvoorbeeld op de koelkast, wc-deur en ergens in de slaapkamer kunt plakken”, legt Mirjam Stoffels uit. „Die detecteren bewegingen van een persoon. Stel dat de koelkast lange tijd dichtblijft, dan verdient dat aandacht: eet meneer of mevrouw nog wel? Deze sensoren gebruiken we alleen bij cliënten die zelfstandig wonen, omdat ze louter beweging detecteren. Wonen er twee mensen in een huis, dan geven die sensoren geen duidelijkheid over de cliënt.”
Stoffels geeft toe dat ze in het begin „sceptisch” was over de bewegingssensoren. „Ik had geen idee hoe het werkte. Tot we een cliënt hadden die aan het dwalen was en het niet duidelijk was of ze nou de koelkast opendeed, of naar de wc ging. We hebben toen, uiteraard in overleg, de sensoren geplaatst en kregen zo een beter beeld van haar dagelijkse bewegingen.”
Tijdwinst
Lelie zorggroep is met de virtuele thuiszorg begonnen bij een kleine groep cliënten. Bij de eerste 265 deelnemers heeft de organisatie onderzocht hoe de zorg verliep en wat de effecten waren. „Ons doel was tijdwinst behalen, want dan kun je meer cliënten bedienen”, zegt Jantine Wilschut.Uit het onderzoek blijkt dat dat doel is behaald. Een paar conclusies: Binnen drie maanden daalde het gemiddelde aantal uren thuiszorg dat cliënten ontvingen met bijna 40 procent.
Tegelijkertijd gaf ruim de helft van de cliënten aan dat de tevredenheid over hun ervaren welzijn was toegenomen. Bijna driekwart van de cliënten zei de voordelen van de moderne toepassingen te zien. Een krappe helft ervoer de zorg zelfs als beter dan voorheen. Een kwart noemde de kwaliteit gelijk, maar ervoer meer persoonlijke aandacht.
„Ik denk dat deze manier van zorg voor iedereen een oplossing kan zijn”, zegt verpleegkundige Stoffels. Toch erkent ze dat sommige mensen, zeker degenen die al langer thuiszorg krijgen en dus gewend zijn aan bepaalde gewoonten, moeite hebben met een nieuwe werkwijze.
Ze heeft daar een foefje op gevonden en legt dat uit met een voorbeeld. „In de thuiszorg werken we vaak met medicijnboxen: doosjes die een melding geven wanneer iemand een medicijn moet innemen. Tegelijkertijd schuift dan het vakje met het juiste medicijn open. Zo’n box is vooral handig als je meerdere medicijnen op een dag moet innemen. Een mevrouw van tachtig jaar voor wie ik dit een goede oplossing vond, moest er niets van hebben. Ik dacht toen: ik kan het gaan uitleggen, maar dat werkt vast niet. Ik heb haar dus de box laten zien. Nog steeds vond ze het helemaal niets. Ik zei: „Ik doe één pil in een vakje en daarmee beginnen we. Dan kom ik iedere dag langs om te kijken hoe het gaat.” Zo hebben we het opgebouwd. Nu gebruikt ze het voor al haar medicijnen. Stap voor stap iets uitproberen werkt het best, heb ik gemerkt.”
„Vaak zeggen we ook: We proberen het gewoon”, vult Jantine Wilschut aan. „Als je het toch niets vindt, dan kun je altijd nog stoppen. Maar als mensen zien wat het ze oplevert, dan zijn ze meestal om.”
Wat ook kan helpen, vervolgt Wilschut, is inspelen op situaties. „Leg je uit dat je via een tablet de krant kunt lezen of naar een kerkdienst kunt kijken, dan maakt dat vaak dat mensen toch anders gaan denken.”
De technologische snufjes leveren één ding niet: direct menselijk contact. Opmerkelijk genoeg blijkt uit het onderzoek dat 55 procent van de mensen meer welzijn ervaart door virtuele thuiszorg. „De omgeving lijkt soms banger te zijn dat de cliënt eenzaam wordt dan hij of zij zelf”, zegt Stoffels. „We hebben trouwens welzijnscoaches met wie cliënten kunnen beeldbellen. Dat is niet live, maar het is wel contact.”
Wilschut: „De mensen zelf hebben juist vaak het gevoel dat de zorg dichterbij is. Als er iets misgaat, lopen ze niet meer het risico dat er niemand naar hen omkijkt. Daarnaast vinden cliënten het vaak fijn om zelfstandiger te zijn, dat ze niet meer altijd hoeven te wachten op een zorgverlener. Soms zitten ze ’s ochtends vroeg al in de stress: wanneer komt de thuiszorg nou? Het is voor hen veel fijner als ze hun eigen gang kunnen gaan.”
Wennen
En de medewerkers? „Het is belangrijk dat zij in deze oplossingen geloven”, erkent Wilschut. „Pas sprak ik een wijkverpleegkundige. Zij moest eerst echt wennen, vertelde ze me. Inmiddels is ze om. „Onlangs had ze weer een cliënt die er niets van moest hebben. Daar begreep ze niets van. Hè, dacht ze, hoezo wil je dit niet, hoe kan dat nou?”
Medewerkers beseffen dat dit de toekomst is, weet de innovatieadviseur. „Ze zeggen soms dat ze het niet leuk vinden. Hier heb ik de opleiding niet voor gedaan, hoor ik dan. Maar er is ook een besef dat we er niet aan ontkomen. De maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat we deze stap moeten zetten als we voor elkaar willen blijven zorgen. Je kunt met deze moderne middelen meer. Een mens kan een ander niet continu in de gaten houden. Of we het nu leuk vinden of niet, een apparaat kan dat wel.”