Zo reageert het Amsterdamse PvdA-raadslid Rachid Jamari op het nieuws dat een kamermeerderheid zich lijkt te willen uitspreken voor het schrappen van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht die smalende godslastering verbieden. Jamari, die een islamitische achtergrond heeft, vindt het nuttige bepalingen die „hoe dan ook een zekere bescherming aan religieuze mensen bieden, zowel aan moslims als aan christenen en joden.”

Die bescherming vindt het raadslid -Marokkaan van geboorte- temeer van belang nu de kritiek op godsdienst in het algemeen en het islamitisch geloof in het bijzonder is verscherpt. In het huidige klimaat wordt er heel veel gezegd, naar Jamari’s mening te veel. „Daaraan kun je zien dat het artikel over de godslastering in de praktijk nauwelijks meer functioneert. Ik vind dat jammer en daarom was ik blij met de discussie hierover. Maar dat er nu wordt voorgesteld om het artikel te schrappen, lijkt me niet verstandig.”

Volgens Jamari, in het dagelijks leven medewerker van het Amsterdams Centrum Buitenlanders, is er onder moslims grote behoefte aan duidelijkheid op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. „Aan de ene kant is er in Nederland de vrijheid om je geloof te beleven. Neem de imam El-Moumni met zijn uitspraken over homo’s. Hij mocht dat zeggen van de rechter. Aan de andere kant is er de vrijheid om religieuze mensen te kwetsen. Het gevoel onder moslims is op dit moment: Er mag van alles over onze god worden gezegd zonder dat er wordt opgetreden.”

Het Amsterdamse raadslid zou er een groot voorstander van zijn om een maatschappelijk debat te wijden aan de vraag hoe ver mensen mogen gaan in het kwetsen en beledigen van anderen. „Er zit een tegenstrijdigheid in de grondrechten. Er is de vrijheid om alles maar te zeggen en aan de andere kant heb je het recht dat anderen je niet kwetsen. Daar moet een oplossing voor komen. Dat zal meer sociale rust geven. Nu blijft het een bron van conflicten, want het ligt heel erg gevoelig. Het schrappen van het artikel over de godslastering zou een overhaaste stap zijn. Dat wekt op zijn minst de indruk dat het recht om moslims, christenen en joden te kwetsen, domineert.”

Hij rekent erop dat het zo ver niet zal komen. „Wij moslims hebben nog geen stem. Maar ik mag er toch van uitgaan dat christenen en joden, die hier zijn geworteld, zullen opstaan en zeggen dat dit niet kan?”