Alles gedaan
Johannes 4:14a
„Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten.”
In het natuurlijk leven laat God duidelijk zien dat Hij voor u zo’n Springader van levend water is. Hebt u niet van de levende God het leven, de adem en alle dingen ontvangen? Heeft Hij niet in de jeugd u gespaard en voor u gezorgd? Blijft Hij niet tot op deze dag toe u met Zijn brood spijzigen, met Zijn wol en linnen –ja, sommige met zijde en kostelijke kleren– niet alleen kleden, maar ook versieren? Is Hij het niet Die u met Zijn weldaden overlaadt, met Zijn goedheid nagevolgd heeft en getoond heeft dat Hij nimmer moede noch mat is, in Zijn weldadigheid aan u te bewijzen?
Dit vloeit uit Hem en van Hem af, opdat u door de grootheid van Zijn goedertierenheid, barmhartigheid en verdraagzaamheid, door al deze liefdekoorden en mensenzelen getrokken mocht worden en in uw gemoed innerlijke aandrang vinden om zo’n God nauwer aan te kleven, zoals een gordel kleeft aan de lendenen van een man.
Mag de Heere niet tot u zeggen: Zie, Ik heb u gedragen alle de dagen van de jeugd af aan? Ik heb u gezogen en gedrenkt uit de borsten van Mijn algenoegzaamheid. Betuig tegen Mij als het zo niet is! Zeg vrijuit of Ik voor u ooit een dorre woestijn geweest ben, of een land van uiterste duisternis? U zult wel moeten belijden: Nee, Heere. U hebt alles wel gedaan!
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge
(”Verzameling van Leerredenen”, 1749-1750)