Muziek

Column (Jaco van der Knijff): Zingen in onverstand

De vogels gaan ons voor…! Luister in de vroege ochtend, als het rumoer van de straat nog slaapt, naar hun uitbundig gekwetter en enthousiast gekwinkeleer.

18 June 2021 15:02
Een nachtegaal. beeld Wikimedia
Een nachtegaal. beeld Wikimedia

Luther kan daar verrukt over schrijven. Hoe in dit jaargetijde –de beste tijd van het jaar, volgens hem– hemel en aarde vol zijn van het „goede gezang” van de vogelwereld. Met voorop de „lieve nachtegaal”, die alles vrolijk maakt met zijn lieflijk gezang. We mogen God wel danken, Die dit zo geschapen heeft, zingt Luther. De nachtegaal als „rechte zangeres en dienares van de muziek”, die niet moe wordt dag en nacht te zingen en te springen tot Gods eer. En wij mensen, wij stemmen in met het loflied van de vogels: ook mijn gezang mag Hem eren en loven en eeuwig dank brengen, zo besluit Luther in 1538 zijn lofzang op ”Vrouwe Muziek”.

Calvijn heeft het even later ook over de vogels. Nee, hij schrijft niet hoe mooi hij hun gezang vindt (hij zal er toch ook van genoten hebben?), maar hij betoogt dat ons zingen dat van de vogels te boven gaat. Een vlasvink, nachtegaal en papegaai zingen wel, „maar daar komt geen begrip aan te pas”, aldus de reformator met een verwijzing naar Augustinus. Ze begrijpen niet wat ze in al hun onbekommerde uitbundigheid daar boven op die tak zitten te jubileren. Het is zingen in onverstand. Nee, dan wij mensen. Het is ons gegeven dat wij ook begríjpen wat wij zingen. Het begint zelfs bij het hoofd: het inprenten van een lied. En vervolgens komen hart en gevoel daar bij. Dat is het verstandig zingen met het hart waartoe Paulus in zijn brief aan Efeze en Kolosse oproept. Aldus Calvijn in 1543 in een voorrede bij zijn kerkboek. En even later staat het ook in het psalmboek van Petrus Dathenus, dat in ons land eeuwenlang de toon aangeeft.

Dus: ons gezang gaat dat van de vogels te boven. Normaal wel, ja. Momenteel lijken de rollen echter omgedraaid. Terwijl buiten mus en vink naar hartenlust kwinkeleren, leggen we in de kerk de hand op de mond. We zingen maar even niet – onze adem is mogelijk besmettelijk. En als we toch weer een beetje mogen, dan liefst zo weinig mogelijk: twee coupletten aan het eind, als de deur al openstaat. En dan wel gedempt, op „praatniveau” – wat dat ook wezen moge. Of, nog veiliger: we laten de lofzang versmoren in het katoen van ons mondkapje.

Als ik ’s morgens vroeg het vogelkoor buiten bezig hoor, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat momenteel hun kwetteren in onverstand ons verstandig gedempt zingen verre te boven gaat. Letterlijk. Ze gaan ons ook voor, de vogels, niet gehinderd door angst of masker. En ze voeden in ons het verlangen: om weer vrijuit te kunnen zingen, vrolijk als de vlasvink en uitbundig als de nachtegaal.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer