SER: onderwijskwaliteit onvoldoende, nog veel kansenongelijkheid
De kwaliteit van het Nederlandse basis- en voorgezet onderwijs is onvoldoende en de sector moet meer doen om gelijke kansen voor alle kinderen te bevorderen, oordeelt de Sociaal-Economische Raad (SER) in een rapport. Volgens het adviesorgaan is het onderwijs „een belangrijke sleutel” om kansenongelijkheid tegen te gaan, maar in de praktijk gebeurt dat te weinig. Sterker nog: soms wordt de kansenongelijkheid „eerder vergroot dan verkleind”, aldus de raad.
De kritiek is afkomstig van een commissie onder leiding van SER-voorzitter Mariëtte Hamer, die tevens als informateur een nieuw kabinet probeert te smeden. „De plek waar je wieg staat is nog steeds bepalend voor de kansen die je krijgt in het leven”, aldus Hamer en de andere commissieleden. De coronacrisis heeft die kansenongelijkheid volgens hen verder vergroot.
De commissie vindt dat de „grote knelpunten” allereerst aangepakt moeten worden door het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Dat betekent concreet dat het lerarentekort aangepakt moet worden. De salarissen moeten omhoog, de werkdruk omlaag en de klassen moeten kleiner, vindt de SER.
Andere problemen die aangepakt moeten worden zijn de kwaliteitsverschillen tussen scholen en de vroege selectie van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Die kan „voor kansenongelijkheid zorgen”. Om dat tegen te gaan, kunnen onder meer brede brugklassen worden opgezet. Naar welk schoolniveau een leerling gaat, wordt dan pas later bepaald. Er moeten dan wel „voldoende differentiatiemogelijkheden tussen leerlingen” zijn.
In het algemeen pleit de SER voor „diversiteit en inclusie in de klas”. Scholen moeten verder digitale middelen optimaal benutten en een gezonde leefstijl stimuleren, zo luidt het advies. Verder vinden de opstellers dat het verstandig is om jongeren en hun ouders beter voor te lichten over vervolgopleidingen en de arbeidsmarkt. Dat kan eraan bijdragen dat ze kiezen voor „kansrijke studierichtingen waaraan behoefte is op de arbeidsmarkt”.
Jongeren die wanneer ze de arbeidsmarkt betreden minder kansen hebben, moeten meer mogelijkheden krijgen om achterstanden die ze hebben opgelopen alsnog in te halen, stelt de commissie tot slot. Zij hebben banen nodig „met ontwikkelperspectief”.