Belijdenis van La Rochelle ontstond in roerige tijd
De Belijdenis van La Rochelle bestaat 450 jaar en vormt nog steeds de officiële belijdenis van de Franse gereformeerde, Bijbelgetrouwe kerken.
Wie dit jaar weer eens buitenslands reist, zou zo mogelijk een plaatselijke gemeente kunnen bezoeken. Voor deze vaak kleine, geïsoleerde gemeenschappen is het bemoedigend om gelijkgezinden uit andere landen te ontmoeten. Wil je meer weten over het karakter van de gemeente, dan kun je vaak op een website terecht. Het is dan veelzeggend óf en welke belijdenisgeschriften men erkent. Voor Frankrijk geldt dat het vermelden van de ”Confession de La Rochelle” veel zegt over het Bijbelgetrouwe karakter van de gemeente.
Er wordt nogal eens een tegenstelling opgeworpen tussen Bijbel en belijdenis. Is het niet een dogmatische, tijdgebonden tekst? Hebben we aan de Bijbel niet genoeg? Het blijkt echter dat gemeenten die het gezag van de Bijbel als het Woord van God hoog aanschrijven, ook hun belijdenissen koesteren. De kerkhistoricus prof. dr. S. van der Linde stelt: „Het zijn voor de kerk meestal wel ‘rustige’ maar geen rijke dagen, wanneer de belijdenis in de koelkast staat, misschien moeten we zeggen: op de rommelzolder, bij de afdankertjes.”
De meeste belijdenisteksten zijn ook ontstaan in roerige tijden. Die van La Rochelle is genoemd naar de stad waar zij in 1571 officieel werd erkend. Een jaar later is Frankrijk het toneel van een massale moordpartij onder de gereformeerden tijdens (en na) de zogenoemde Bartholomeüsnacht. Het grootste deel van de tekst is al eerder vastgelegd, namelijk in 1559. Toen werd in Parijs, letterlijk onder de rook van de brandstapels, de eerste nationale synode gehouden. Slechts 20 afgevaardigden, die 72 kerken vertegenwoordigden, kwamen in het grootste geheim bijeen in de wijk die in de volksmond ”Petite Genève” heet. Er is behoefte om de eenheid in de jonge kerk te bevorderen en om publiekelijk een samenvatting te geven van het geloof. Naast het ”Dit zijn wij” moet er afgebakend worden: ”Dit zijn wij niet”.
Calvijn is niet te spreken over het feit dat er een synode wordt gehouden en ook niet over het gegeven dat er een belijdenis wordt gepubliceerd, zoals hij in duidelijke taal aan voorzitter François de Morel laat weten. De kerk is te jong en onervaren, de tijd is er niet rijp voor, het is een gevaarlijke onderneming. Bovendien heeft de kerk van Parijs al een belijdenisgeschrift dat Calvijn speciaal voor haar heeft geschreven. Mogelijk hebben ook Beza en/of Viret en Chandieu aan deze oertekst bijgedragen, die als basis voor de nieuwe belijdenis dient. Uiteindelijk brengen de synodeleden alleen in de eerste artikelen aanpassingen en uitbreidingen aan. Men stelt weleens dat dit eerder uit tijdgebrek voortkwam dan dat men in alles letterlijk Calvijn wilde volgen.
La Rebelle
In de daaropvolgende jaren blijft enige onduidelijkheid bestaan over welke belijdenis nu geldt: de oudere van Calvijn of die van de synode van 1559. Daarom wordt op de zevende nationale synode in La Rochelle de tekst van 1559 officieel bekrachtigd. Tijdens deze synode zijn vele edelen in de Franse havenstad samengekomen: Jeanne d’Albret, koningin van Navarre, haar zoon Henri de Navarre (de latere Hendrik IV), Henry de Bourbon, Gaspard de Coligny, Louis van Nassau (broer van Willem van Oranje), terwijl Beza uit Genève is gekomen om de vergadering voor te zitten. De havenstad is een centrum van de hugenoten. Uit die tijd dateert zijn bijnaam: La Rebelle. De Franse koningen hebben er namelijk heel wat mee te stellen. Voortdurend zijn er veldslagen tussen de protestantse en de koninklijke legers. De oorlogen en vredesverdragen wisselen elkaar af.
Vanaf 1570 wordt La Rochelle een van de vrijsteden die aan de hugenoten worden toegewezen. Deze vrijsteden hebben veel weg van een staat binnen de staat: ze geven de hugenoten een unieke gelegenheid om zich te organiseren. De situatie is Lodewijk XIII en zijn vertrouweling kardinaal Richelieu een doorn in het oog. Als in 1627 voor de kust bij La Rochelle een Engelse vloot verschijnt om de protestantse aanspraken op grond van het Edict van Nantes kracht bij te zetten (en de Engelse suprematie ter zee veilig te stellen) is de maat vol. Een enorm beleg wordt rond La Rochelle geslagen, met desastreuze gevolgen voor de hugenoten (zie ”Verleden La Rochelle inspireert mij zeer”).
Relikwie
La Rochelle, belle et rebelle (mooi en opstandig), zo presenteert de stad zich aan de hedendaagse bezoekers. Sporen van dat rebelse verleden kun je onder andere vinden in het kleine museum van het protestantisme dat de stad rijk is. Op de Franse website museeprotestant.org (met vertaling in het Engels en het Duits) is een parcours langs hugenootse plekken te vinden. De oude belijdenis is echter onbekend en onbemind, zelfs ook onder veel ”réformés”. Dichter bij huis is er een ander gevaar, namelijk dat de levende teksten tot monumenten worden, gegoten in oude taal. Om nog eens de kerkhistoricus Van der Linde te citeren: „We stellen met schaamte en verlegenheid vast dat voor niet weinigen de belijdenis iets van een relikwie heeft, die in een kostbaar etui is opgeborgen.” Verouderde woorden, lange zinnen en naamvallen moeten dan geconserveerd worden. Alsof de belijdenis dáár haar kracht en schoonheid aan ontleent.
Ontleent de stad La Rochelle zijn schoonheid aan uiterlijke zaken (zijn ligging, de mooie gevels, de twee machtige torens die het stadgezicht bepalen), de schoonheid van de belijdenis ligt in haar inhoud.