Meditatie: Dorst
Het aangebrachte werk van Christus doet Hem ook verlangen om de bruid bij Zich te mogen hebben. En de Heilige Geest Die verlangt dat de Bruidegom de gemeenschap zou mogen ontvangen ter verheerlijking van Zijn arbeid. Zoals het in het aardse huwelijk nu ook nodig is om in een rechte weg het verbond te sluiten en daarna de gemeenschap die uit de liefde voortvloeit, is Christus het grote voorbeeld.
De Bruidegom heeft alles bereid. De liefde is in geestelijk opzicht eenzijdig bij Hem vandaan. En de Heilige Geest is het Die de bruid gaat roepen. In de eerste plaats uit de doodsslaap. Hij gaat hen met liefde vervullen. En in de weg van het onderwijs leren dat het van de kant van de bruid nu onmogelijk is dat er ooit weer gemeenschap kan zijn tussen God en de mens. Maar als de Geest leidt naar het Evangelie, leert Hij de bruid dat er een weg is buiten haarzelf. Als Christus dan door het geloof mag worden omhelsd, is dat een onbevattelijk groot goed. Maar als er dan zicht komt op de prijs die betaald moet worden om Hem tot een eigendom te krijgen, wordt het opnieuw onmogelijk. Als door het onderwijs dan het geloofsoog geleid wordt naar Zijn Woord: IK zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, dan kan het niet anders dan dat de bruid gaat verlangen om de Bruidegom tot een eigendom te mogen krijgen. Alles voortvloeiend uit Gods werk. Hier op aarde, maar ook naar de hemel, om daar met ziel en lichaam eeuwig te mogen delen in de volle gemeenschap met Hem.
„En die het hoort.” In de kanttekening staat dat het gaat om een gelovig hart. En daar heeft de Heere de genademiddelen voor gegeven. Zie maar in vers 16: „Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden, om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeente.” Het is zo’n groot wonder dat de Heere Zijn knechten geschonken heeft om getuigen te mogen zijn van Zijn werk. Om anderen al de rechten van Zijn mond te mogen verkondigen. Dat de Heere dat niet alleen gedaan heeft aan Zijn bondsvolk, maar vanaf de pinksterdag tot aan de uiterste einden der aarde toe. Dat het daarom onze smeekbede zou zijn of worden dat de Heere Zijn genademiddelen van Woord en sacrament zou willen zegenen. Als de uitwendige verkondiging mag worden een inwendig horen, komt er in beginsel al een verlangen om het weer goed te krijgen tussen God en de ziel.
Dan volgt in de tekst een kenmerk van dat leven. „Die dorst heeft.” Van nature is er geen verlangen naar water bij iemand die gestorven is, maar alleen bij iemand die leeft. Zo is het geestelijk ook, iemand die geen zaligmakend geloof bezit heeft geen dorst naar gerechtigheid, maar iemand die dat ingeplant gekregen heeft wel. Dan wordt de wil die onwillig is gewillig gemaakt, en daardoor zal hij eerst zelf proberen om die dorst te lessen. Als de onmogelijkheid daarvan wordt ingeleefd, dan gaat de Geest op Zijn tijd zicht geven op het Water des levens.
Als een mens daarin geleid wordt, en dat telkens weer opnieuw, dan gaat hij verstaan: „om niet.” Het is door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen.