Ambrosius minder stellig over erfzonde en vrije wil dan Augustinus
Kerkvader Ambrosius huldigde een minder stringente visie op erfzonde en genade dan Augustinus, zo betoogde prof. dr. A. Dupont vrijdag tijdens een driedaags congres over Ambrosius in Apeldoorn.
Bij Augustinus krijgt de erfzonde universele eigenschappen, in tegenstelling tot Ambrosius, aldus de hoogleraar uit Leuven. „Alle mensen zijn schuldig. Ook Ambrosius stelt vast dat de mensen het zondigen niet kunnen laten, maar weigert de krijtlijnen van de persoonlijke morele verantwoordelijkheid te overschrijden en een overgeërfde neiging tot zondigen deterministisch in te vullen. Ambrosius beschouwt de mensheid als fragiel, maar niet als gebroken. Ook leert hij dat kinderen zonder schuld op de aarde komen. Hij erkent de zondige erfelijkheid en roept tegelijk op tot actieve deugdzaamheid.”
Prof. Dupont is een van de veertien sprekers tijdens een congres georganiseerd door de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), KU Leuven en Stichting Bijbeluitleg Vroege Kerk, dat tot en met zaterdag wordt gehouden in de Victorkerk in Apeldoorn. Drie dagen Ambrosius, de kerkvader is er veelzijdig genoeg voor, zegt organisator prof. dr. Marten van Willigen (TUA) desgevraagd. „Je kunt hem moeilijk op iets vastpinnen. Hij wordt aangeduid als kerkvorst, hymnedichter, politicus, prediker. Ik zie hem vooral als dienaar van de kerk.” Tijdens het congres belichtte hij de hymnen van Ambrosius vanuit hun historische context en gaf hij een overzicht van de stand van zaken rond het onderzoek naar Ambrosius.
Drs. W. Schinkelshoek, predikant van de hersteld hervormde gemeente in Ede en promovendus aan de TUA, zette uiteen hoe groot de invloed van Ambrosius op Augustinus was. De jonge Augustinus werd gegrepen door de vriendelijkheid en de welsprekendheid van Ambrosius. Hij raakte onder de indruk van diens preken en de gezongen liederen, de ascetische levenswijze van Ambrosius en zijn lofrede op de ongehuwde staat. Het leidde uiteindelijk naar zijn doop door Ambrosius.
Prof. dr. M. Lamberigts (Leuven) merkte op dat Augustinus vanaf het begin heeft gesteld dat de leer van de erfzonde geen uitvinding van hemzelf was, maar dat deze altijd door het „katholieke” geloof werd aangehangen. Dat was belangrijk omdat de pelagiaan Julianus Augustinus beschuldigde van „novitas” (nieuwigheid), een serieuze zaak in de oudheid omdat je dan afweek van de gevestigde traditie.
Prof. Lamberigts betwijfelde het beroep van Augustinus op Ambrosius op het punt van zonde en genade. „Ook voor Ambrosius heeft de zondeval negatieve gevolgen voor het nageslacht, maar niet in termen van een overgeërfde schuld, zeker niet als het gaat over met schuld geboren baby’s. Aangaande het absolute karakter van de genade leerde Ambrosius dat de mens uit eigen beweging zich niet tot het hogere kan richten. Hij heeft Gods hulp nodig. Nochtans werkt God overal mee met de mens, die zich inspant, waarbij het echter zo is dat dit niet buiten God om gaat.”
Calvijn
Ook Calvijn kon zich ál te gemakkelijk beroepen op Ambrosius, zo betoogde prof. dr. A. Baars, emeritus hoogleraar aan de TUA, zoals Calvijn ook andere kerkvaders „naar zich toe interpreteerde.” Zo las Calvijn een allegorische uitleg van Ambrosius volstrekt vanuit de reformatorische leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Aan vrijwel alle andere allegorische toepassingen die de kerkvader in dit verband maakt, gaat hij stilzwijgend voorbij. Dat geldt ook voor de soevereiniteit van Gods genade, die bij Ambrosius „minder duidelijk geprofileerd” is dan bij de latere Augustinus. „Dat is ook de reden dat de invloed van Ambrosius in de loop van de Reformatie afneemt, al blijft hij in veel opzichten wel een gerespecteerd en gewaardeerd kerkvader.”
Prof. dr. B. A. Zuiddam (Potchefstroom/Amsterdam) schetste Ambrosius in het spanningsveld van ”Schriftgezag en pragmatisme”. Ambrosius’ optreden in de vierde eeuw laat volgens hem zien dat de leer van het vroege christendom grote bijval kreeg in een al eeuwenlang bestaand Romeins keizerlijk bestuursnetwerk. „Dit zorgde ervoor dat het christendom zich snel verbreidde en een bevoorrechte godsdienst werd, maar het roept ook vragen op. Staat een dergelijke manier van verbreiding, die soms ook gewoon opgelegd werd, niet op gespannen voet met de leer van het christendom zelf?”
Ambrosius was niet eens gedoopt of een formeel lid van de kerk, maar werd toch tot bisschop gekozen van misschien wel de belangrijkste zetel in het Westen, kennelijk omdat hij een begaafd staatsman en bestuurder was, aldus prof. Zuiddam. „Ondanks Bijbelse en canonieke richtlijnen die een jarenlange voorbereiding in leer en leven voorschrijven, werd hij binnen enkele dagen gedoopt en gewijd. Toch zou het deze zelfde Ambrosius zijn die een duidelijk standpunt innam tegen de almachtige keizer en die zich een man van principe en zelfverloochening toonde.”
Ambrosius stelde het gezag van de Heilige Schrift als leidend beginsel voor de christelijke ethiek en voor de hele mensheid, aangezien hij de hele wereld beschouwde onder de aanspraak van zijn Schepper en Heere. „Christus heeft recht op de gehoorzaamheid van allen. Historisch gezien blijkt dit ook uit Ambrosius’ pogingen om zijn invloed bij de Romeinse keizers aan te wenden om de wetten te veranderen in de richting van de goddelijke wet en de samenleving te kerstenen. Ambrosius was een man die zijn bisschoppelijke focus richtte op het spreken van God in de Heilige Schrift, maar dat ook deed als zondig en beperkt mens uit een hoge sociale klasse met een bestuurlijke achtergrond.”
Dr. G. H. Kramer, docent klassieke talen en gepromoveerd op Ambrosius, zette uiteen dat de visie van Ambrosius op het Joodse volk paste in de toenmalige traditie die de Joden niet gunstig gezind was. Ambrosius heeft echter een aantal eigen accenten gelegd, waarbij er zowel in het heden als in de eschatologische periode hoop voor de Joden en voor het Joodse volk is.