‘Vernieling gemeentehuis Urk gebeurde in walm van drank en drugs’
Twee jonge relschoppers uit Urk zijn donderdag veroordeeld voor het vernielen van het gemeentehuis. Bij de onlusten op 15 februari richtte een grote groep jongeren voor tienduizenden euro’s schade aan. Willem B. (21) en Riekelt W. (21) kregen van de politierechter in Utrecht een werkstraf van 80 uur. Eerder werden al twee jongens van 17 en 18 veroordeeld tot werkstraffen.
Alleen B. verscheen donderdag in de rechtbank. De Urker was onder meer door zijn moeder herkend op camerabeelden die de politie van zeven vernielers verspreidde. „Jij gaat je nu bij de politie melden”, had ze gezegd.
Volgens B. dronk hij die avond bier in de kroeg toen iemand opriep om naar het gemeentehuis te gaan. In een „grimmige sfeer” werden door de groep straatstenen, vuurwerk, bierkratten en flesjes naar het gebouw gegooid en met alarmpistolen in de lucht geschoten. B. gooide een bierflesje, zo zei hij. „Ik dacht stoer te doen.”
Volgens de officier van justitie ademde het strafdossier „een walm van drank en drugs” van waaruit de groep handelde. Als aanleiding voor de rellen noemde de officier de sluiting van een illegale kroeg in het vissersdorp.
Een derde verdachte, Anne Klaas P. (22) uit Urk, kreeg donderdag 2000 euro boete. Zijn deelname aan het openlijk geweld kon niet worden bewezen, maar wel vond de politie bij hem een gasrevolver. Verder bedreigde de verdachte een plaatsgenoot die een getuigenverklaring had afgelegd over de rellen. „Als je nog een naam noemt, sterf je”, zei P. via een bericht op Snapchat. Volgens zijn advocaat moest daar niet te zwaar aan worden getild. „Het taalgebruik onder jongeren in Urk is anders, zie het in de context van die gemeenschap.” Enkele dagen later vloog een steen door de ouderlijke woning van de getuige.
„Hij kon blijkbaar niet verkroppen dat iemand het goed fatsoen had te vertellen wat hij had gezien en hij bedreigt dan deze persoon met woorden én daden”, veroordeelde de officier dit gedrag van P. De aanklager eiste vijf maanden cel, waarvan drie voorwaardelijk, omdat P. nog een tweede (vuur)wapen in zijn bezit zou hebben gehad . De rechter achtte dat niet bewezen en hield het daarom op een hoge geldboete, zoals de advocaat had bepleit.