Pastorale vragen
1 Samuel 1:8c
„Ben ik niet beter dan tien zonen?”
Hoe vergenoegd behoort een christen in Christus te zijn: Christus is alles. Wat een nood als een christen alle andere dingen ontbreken. Is Christus niet genoeg? „Ben ik niet in de plaats van tien zonen?” zei Elkana tot Hanna (1 Samuël 1:8). Is Christus niet in de plaats van tien werelden, ja in de plaats van alles wat dierbaar en kostbaar is op aarde? Wie zonlicht genoeg heeft, zal die over het missen van het kaarslicht klagen? Heeft hij niet genoeg die de ondoorgrondelijke rijkdommen van Christus heeft?
Ik heb gelezen van een godzalig mens die blind was, en door zijn vriend gevraagd werd of hij niet bedroefd was, omdat hij niet zien kon. En toen hij bevestigend antwoordde, zei zijn vriend: „Waarom ben je bedroefd over het missen van wat de vliegen hebben, terwijl je hebt wat de engelen hebben?”
Zo mag ik een christen aanspreken. „Waarom bent u ontroerd over het ontbreken van wat een verworpene heeft, terwijl u hebt wat de verheerlijkte heiligen hebben? U hebt Christus met al Zijn schatten en voorrechten!” Stel dat een vader zijn zoon huisraad weigerde en hem al zijn land gaf, had hij reden om te klagen? Stel, God weigert u enig huisraad in de wereld, maar geeft u ondertussen al Zijn land, bijzonder de akker waar de Parel van grote waarde in verborgen is; hebt u dan enige oorzaak van ontevredenheid?
Thomas Watson, predikant te Londen
(”Preek over Kolossenzen 3:11”, 1665)