„Christus, in Wie al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.”

Het schepsel is niets voor iemand die de hemel in zijn oog, ja, in zijn hart heeft. Toen Paulus op het midden van de dag het licht, boven de glans van de zon, gezien had dat hem en degenen die met hem reisden van de hemel omscheen, toen zag hij niemand hoewel zijn ogen open waren (Hand. 9:8).

Die de heerlijkheid van de hemel in zijn oog heeft, is blind ten opzichte van de wereld. Hij ziet er niets in dat hem behagen of vergenoegen kan. Het schepsel is niets voor iemand die sterft. In het uur van de dood is de mens het allerbest geschikt en bekwaam om een goed en onpartijdig oordeel van de dingen van deze wereld te geven. Nu, in zo’n tijd is de wereld niets. Dan verduistert al de glans van de wereld. Dan is haar droefheid daadwerkelijk en haar vreugde niet anders dan inbeelding.

O, wat een groot onderscheid tussen Christus en het schepsel! Christus is alles en in allen, en het schepsel niets. Och, hoevelen hebben hun zielen om niets gewaagd! Is Christus alles en in allen, waarheen zullen wij anders gaan in onze behoeftigheid dan tot Christus? Ontbreekt u genade? Ga tot Christus. In Hem zijn alle schatten der wijsheid en der kennis verborgen, (Kol. 2:3). Christus is de grote Schatbewaarder. Ga dan tot Christus!

Thomas Watson,
predikant te Londen

(”Preek over Kolossenzen 3:11”, 1665)