Weinig animo voor driejarige brugperiode
Leerlingen moeten niet al in groep 8, maar pas na drie jaar voortgezet onderwijs hun schooladvies krijgen. Het enthousiasme van belanghebbenden voor dit advies van de Onderwijsraad spat er niet van af.
Vroege selectie en onvoldoende differentiatie veroorzaken kansenongelijkheid voor leerlingen. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies ”Later selecteren, beter differentiëren”, dat vorige maand verscheen. Een verkenning in tien vragen en antwoorden.
Wat stelt de Onderwijsraad voor?
De raad, het hoogste adviesorgaan van de regering op het gebied van onderwijs, adviseert om het keuzemoment voor de schoolsoort die leerlingen gaan volgen, uit te stellen tot na een driejarige brugperiode. Nu duurt de brugperiode veelal een jaar. Bovendien zijn veel huidige brugklassen al voorgesorteerd op de verschillende schoolsoorten die er zijn. Als de overheid een driejarige brugperiode invoert, vervallen het huidige schooladvies en de eindtoets in groep 8 van het basisonderwijs.
Waarom wil de raad dit?
De Onderwijsraad vindt dat door het huidig onderwijssysteem leerlingen onvoldoende kans krijgen op onderwijs dat recht doet aan hun capaciteiten en ontwikkeling. Alle leerlingen moeten kans, tijd en gelegenheid krijgen om te ontdekken welk soort onderwijs zij het beste kunnen volgen na de brugperiode, aldus de raad. Ook geeft het vroege selectiemoment bij leerlingen en hun ouders veel spanning.
Verder noemt de raad een sociale reden. In een brede brugperiode van drie jaar ontmoeten jongeren met verschillende achtergronden elkaar meer dan op dit moment. Nu zitten ze gescheiden van elkaar „in hun eigen bubbel.”
Maar hoe moet dat, met al die verschillende niveaus van leerlingen in de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs?
Het advies van de Onderwijsraad bestaat uit twee delen. Behalve een latere selectie van de leerlingen adviseert de raad ook om in het basis- en het voortgezet onderwijs leerlingen veel meer onderwijs op maat te geven. Dat betekent dat leerlingen onderwijs moeten krijgen op verschillende niveaus en in wisselende groepen. Leerlingen kunnen op verschillende niveaus vakken volgen en tussentijds wisselen.
Wat vraagt dat van leerkrachten?
Heel veel. Differentiëren binnen groepen is een complexe vaardigheid. Als de leerlingpopulatie diverser is, vraagt dat van leerkrachten bredere pedagogisch-didactische kennis en vaardigheden. Leraren moeten volgens de Onderwijsraad de tijd krijgen om zich hierin verder te ontwikkelen. Scholen moeten volgens de raad beschikken over voldoende menskracht en financiële middelen. Maar dat is wel een probleem, omdat er nog steeds sprake is van een kwantitatief en een kwalitatief lerarentekort.
Staat de huidige toets in groep 8 een brede ontwikkeling in de weg?
De eindtoets is volgens een aantal onderwijskundigen de grote boosdoener voor leerlingen in groep 8: door vroege selectie ontstaat er minder kansengelijkheid. Maar om in het voorgestelde systeem leerlingen op een bepaald niveau in een bepaalde groep te laten functioneren, zullen er ook toetsen nodig zijn. Ook dan worden leerlingen in hokjes gestopt en ook aan het eind van de driejarige brugklas zal toetsing nodig zijn.
Lijkt het voorstel van de Onderwijsraad niet verdacht veel op de middenschool die minister Van Kemenade (PvdA) er in de jaren 70 van de vorige eeuw door wilde drukken?
Voor een deel. In de middenschool, die er overigens nooit is gekomen, zouden leerlingen in de eerste drie jaar hetzelfde onderwijsprogramma moeten doorlopen, los van hun achtergrond of capaciteiten. Het voorstel van de Onderwijsraad voorziet ook een in een driejarige periode en daarna een keuze voor een van bestaande schoolsoorten. Het grote verschil is dat de raad voorstelt om in de driejarige periode onderwijs op maat te geven, dus aan te sluiten bij de capaciteiten van de leerlingen.
Wat betekent het advies voor categorale scholen die bijvoorbeeld alleen vwo aanbieden?
Deze scholen moeten ook een driejarige brugklasperiode aanbieden voor alle leerlingen. Na deze periode kunnen de leerlingen doorstromen naar de categorie onderwijs die school aanbiedt. Is het advies om naar een andere schoolsoort te gaan dan die de categorale school aanbiedt, dan moet de leerling naar een andere school overstappen.
Wat zijn de reacties van de onderwijskoepels op het advies?
Die zijn zeer terughoudend. De christelijke koepels Verus, VBSO en VGS hebben de Onderwijsraad voorafgaand aan de publicatie van dit rapport al voorzien van een advies. Zij pleitten er toen voor om niet in de eerste plaats via stelselwijzigingen de problemen op te lossen, maar te werken aan de pedagogische opdracht van het onderwijs en meer aandacht te besteden aan de verschillen tussen leerlingen.
Verus erkent dat er een probleem is met kansengelijkheid in het onderwijs, maar vraagt zich af of een stelselwijziging daarvoor de oplossing biedt. De koepelorganisatie denkt dat er door het stimuleren van brede scholengemeenschappen en een verbetering van doorlopende leerlijnen ook goede resultaten te boeken zijn.
En vanuit het onderwijsveld?
Dat loopt nogal uiteen. Het kleine groepje vrije scholen reageert in de media positief. Ze willen al jaren uitstel van de selectie. Dat was ook het doel van de middenschool en de huidige basisvorming. Tot nu toe is dat niet echt van de grond gekomen en daarom waarderen zij de poging van de Onderwijsraad om te komen tot uitstel van de selectie.
Anderen staan afwijzend tegenover de systeemverandering. Wat voor de ene leerling goed lijkt, is niet per se voor het andere kind positief. Er zijn ook leerlingen die gebaat zijn bij het huidige systeem en daardoor sneller op hun eigen niveau zitten, zegt bestuurder Saskia Makker van de Alberdingk Thijm Scholen op de website van Verus. „Een driejarige brugklas wordt drie keer niks”, stelt geschiedenisleraar Remy Balistreri in Trouw.
Wat gaat er nu gebeuren?
Nu is de politiek aan zet. Onder normale omstandigheden komt de minister met een advies naar de Tweede Kamer. Die debatteert er dan over en vervolgens gaat de minister het een en ander uitvoeren. Al dan niet via een wetgevingstraject dat eerst door de Tweede Kamer en daarna door de Eerste Kamer gaat.
Maar omdat we nu in een periode van kabinetsformatie zitten, ligt het voor de hand dat in de onderhandelingen tussen de fracties die een nieuwe coalitie gaan vormen, het rapport van de Onderwijsraad op de onderhandelingstafel komt. En dan zal in grote lijnen worden bepaald welke richting het op gaat in de komende jaren.
Het is overigens nog maar de vraag of een Kamermeerderheid wil wat de Onderwijsraad voorstelt. Het voorstel van de Onderwijsraad vraagt een stelselwijziging en de Tweede en de Eerste Kamer zijn daar de laatste jaren niet voor te porren. Stelselwijzigingen brengen vaak weer tal van andere problemen teweeg.
Daarom kiest de politiek er vaak voor om binnen het huidige systeem verbeteringen aan te brengen. De tijd zal leren welke keuze de politiek gaat maken.
Duidelijk is wel dat het lerarentekort en de extra eisen die aan leraren gesteld gaan als de stelselwijziging doorgaat, veel aandacht gaan vragen in het debat over een driejarige brugperiode.