Volgens aanklaagster Ilda Boccassini deed Berlusconi in 1985 regelmatig betalingen aan rechters in Rome. Die moesten in ruil daarvoor de overname van semi-overheidsbedrijf SME door een concurrent van Fininvest, Berlusconi’s eigen bedrijf, nietig verklaren.

Berlusconi heeft de beschuldigingen tegengesproken. Hij zegt het slachtoffer te zijn van een politiek gemotiveerde campagne van linkse rechters in het corruptieproces, dat al vier jaar duurt. Het proces lag geruime tijd stil, tot het constitutioneel hof in januari bepaalde dat de onschendbaarheid van hoge regeringsfunctionarissen tijdens hun ambtsperiode in strijd was met de grondwet.

De wet die onder anderen de premier, de president en de voorzitters van de kamer van afgevaardigden en de senaat vrijwaarde van juridische procedures, was in juni vorig jaar aangenomen. De regering zou die hebben doorgedrukt om een blamage voor Berlusconi te voorkomen tijdens het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Unie. Op 1 januari nam Ierland dat over.

De 68-jarige premier was gisteren zelf niet in de rechtbank aanwezig. Enkele medebeklaagden kregen vorig jaar soortgelijke straffen opgelegd, maar zijn daartegen in beroep gegaan.

In de zaak tegen Berlusconi wordt op 3 december een uitspraak verwacht.