Strijd
De ziel van een bekeerd mens is als een strijdplaats waar twee gewapende legers en oude vijanden elkaar gedurig slag leveren. Elk voor zich wil de gehele mens bezitten, het vlees en de geest. De eerste vijand is de oude mens die zich door de zonden een woning in het hart gemaakt heeft. De wil van de geest wil zich daaraan niet onderwerpen. Uit die woning brengt hij een overvloed van vervloekte boosheden voort. De andere vijand is de nieuwe mens, hervormd naar het evenbeeld van Die hem geschapen heeft en waaruit hij arbeidt om de oude mens met al zijn bewegingen te kruisigen en de doodsteek te geven. Maar hoe hij ook arbeidt, hij wordt zo vele malen bedrogen in zijn voornemen. Hoewel ze samen wonen in een woning is er niet de minste vriendschap tussen die beiden, zo weinig als er is tussen Christus en Belial. In deze strijd wordt soms wel enige schade toegebracht aan de geest, maar hij wordt niet overwonnen. De geest over het stof opstaande, behoudt de overwinning. Als u dan hier, in onze tekst, Paulus hoort klagen en wenen en vertwijfeld zuchten, verwacht dan eer dat wij de gordijnen toeschuiven een blijde uitkomst. We zien hier dat de apostel Paulus nauwelijks een vers laat voorbijgaan zonder aan te tonen de diepte van de verdorvenheid van de mens en de onmogelijkheid van de natuurlijke mens om iets geestelijk te doen. Samuel Scherphof, predikant te Zuidland (Self-strijd van Paulus, 1668)