Op Franse bodem mest lossen met een ”walking floor”
Op een grijze maandagochtend maak ik in Middelharnis kennis met mestrijder Kees Timmers (45). Bang om besmet te raken ben ik niet, anders moet ik niet in de cabine stappen van zijn zwarte Scania V8. Kees slaapt onder, de verslaggever in het bovenste bed. De schuiftrailer is geladen met kippenmest. Dat is te ruiken in de cabine.
Ik ga nog even snel naar het toilet op het laadadres. Als chauffeur moet je altijd maar afwachten waar je onderweg naar de wc kunt. Tankstations zijn open, maar veel chauffeurscafés zijn vanwege corona gesloten.
Kees heeft een rol wc-papier en vochtig toiletpapier klaarliggen aan de bijrijderskant. Wildpoepen is voor hem geen probleem. „Als je moet, dan moet je”, lacht hij.
We steken de grens over bij Antwerpen, slalommen al snel door het grauwe Charleroi en passeren aan het begin van de middag de Belgisch-Franse grensovergang Brûly. Geen grenscontroles, geen sneltesten. Voor chauffeurs lijkt er soms geen corona te bestaan. Transport moet door.
We koersen het Noord-Franse Cerisières binnen, een slapend gehuchtje een kilometer of 250 onder Luxemburg-stad. Kees lost hier zijn 28 ton mest in een groen bebost landschap met klapperende windmolens. Drie herten schieten voorbij de bosjes in.
Kees stuurt zijn Scania met schuifvloer achteruit de blubber in. Zo ongeveer eens per maand rijdt hij zich vast en schiet een boer hem te hulp met de tractor. Zijn vooraf gewassen Scania oogt al snel als een modderig werkpaard. De ”walking floor”-schuiftrailer duwt de mest de Franse akker op waar boeren hoofdzakelijk diervoeders produceren: tarwe, gerst en mais. „De grond is arm”, zegt Kees. Hij wijst naar de ontelbare steentjes in de bovenlaag. Hopelijk zal zijn mest de aarde wat vruchtbaarder maken.