Haagse politiek lijkt nu wakker geschud
Wat kunnen we leren van het urenlange debat van donderdag over de openbaar gemaakte notulen van de ministerraad? Om te beginnen dit, dat de doorgeslagen roep om transparantie en openheid de politiek geen stap vooruit helpt, maar eerder terecht doet komen in een negatieve, neerwaartse spiraal.
Want was een belangrijk idee achter de wens van de Kamer om de notulen over de toeslagenaffaire openbaar te maken niet dat dan, eindelijk, de waarheid op tafel zou komen? En dat alleen op die manier het vertrouwen van het volk in de politiek en van politici in elkaar terug kon keren?
Nou, vergeet het maar. De waarheid blijkt om te beginnen gelaagd te zijn. Over de juiste exegese van door ambtenaren opgeschreven woorden en zinnen kan eindeloos worden gebakkeleid. Illustratief was bovendien dat al bij het begin van het debat Marijnissen (SP), Wilders (PVV) en Azarkan (DENK) het kabinet vroegen om méér notulen. Want ja, de Kamer beschikte nu wel over dezelfde verslagen als waarin de commissie-Van Dam had mogen neuzen, maar was over de toeslagenaffaire niet ook in nog andere ministerraden gesproken? Zo ja, dan moest ook dat materiaal stante pede naar de Kamer. „We willen alles zien.”
Van zo’n werkwijze is, goed beschouwd, het einde zoek. En als iets in dit Kamerdebat duidelijk werd, dan dit, dat bij de meeste oppositiefracties de toename van transparantie leidde tot een evengrote toename van wantrouwen.
En dan hebben we het nog niet eens over het probleem dat het openbaar maken van ministerraadnotulen op korte termijn misschien enige winst lijkt op te leveren, maar op lange termijn juist een immens probleem schept. Terecht sprak SGP-Kamerlid Van der Staaij in dit verband over „een staatsrechtelijk buitengewoon riskant precedent.” Lekken uit de ministerraad is vanaf nu, in bepaalde omstandigheden, politiek lonend geworden.
Valt er na dit Kamerdebat en na anderhalve week notulenopwinding ook nog iets positiefs te constateren? Jawel, al hebben veel media daar moeite mee. Zij zagen donderdag alleen vier coalitiepartijen die elkaar vasthielden en het kabinet steunden. En concludeerden dat het in Den Haag dus business as usual is. En dat er van meer dualisme en van een andere bestuurscultuur dus wel niets terecht zal komen.
Maar die observatie is te cynisch en eenzijdig. Informateur Tjeenk Willink, die vrijdag zijn eindverslag afleverde, deed een andere waarneming. Hij stelt vast dat er door de toeslagenaffaire, gevolgd door Ollongrengate en Omtzigtgate, een zogeheten momentum is ontstaan. Dat politici, van linkse, rechtse en middensignatuur, zijn wakker geschud. En dat nu wel degelijk Kamerbreed de wens leeft om zichtbare en tastbare stappen te zetten richting een nieuwe bestuurscultuur, waarin voor een onafhankelijk controlerend parlement meer ruimte is en voor de werkelijke problemen in het land meer oog.
Het komt er nu op aan dat Haagse politici, en met name de leiders van grote partijen, dit momentum benutten. In het besef dat het niet zal lukken de wereld totaal anders te maken. Maar ook in de overtuiging dat als er eenmaal een wil is, er vaak met wat moeite ook een weg valt te vinden.