Indonesische mensenrechtenstrijder blijkt vergiftigd
De belangrijke Indonesische mensenrechtenactivist die 7 september overleed aan boord van een Garuda–vliegtuig van Jakarta naar Amsterdam, blijkt te zijn vergiftigd. Betrouwbare bronnen die zicht hebben op het autopsierapport, dat in Indonesië is, hebben dat aan het ANP bevestigd.
NRC Handelsblad meldde donderdag op grond van goed ingevoerde bronnen bij het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken dat in het lichaam van de 38–jarige Munir een dodelijke dosis arsenicum is aangetroffen. Munir was maandag 6 september uit Jakarta vertrokken. De marechaussee op Schiphol liet 7 september weten dat Munir aan boord onwel was geworden en tijdens de vlucht was overleden.
Het autopsierapport van het Nederlands Forensisch Instituut is donderdag op verzoek van Justitie in Jakarta overhandigd aan de Indonesische autoriteiten, zei een woordvoerster van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Omdat het om een vertrouwelijk rapport gaat, kon ze niets over de inhoud zeggen. Het ministerie heeft de Indonesische autoriteiten wel gevraagd het rapport door te geven aan de nabestaanden.
Een woordvoerder van de marechaussee op Schiphol kon eerder alleen bevestigen dat het onderzoek naar de doodsoorzaak inmiddels is afgerond. Over de uitkomst doet de marechaussee geen mededelingen. Ook het Openbaar Ministerie (OM) in Haarlem wil niet reageren.
In Indonesië gingen in de afgelopen weken al stemmen op dat Munir, gezien zijn achtergrond, slachtoffer van een misdrijf zou zijn. Sommigen vermoeden dat het Indonesische leger achter zijn dood zit. Munir was al eerder doelwit van aanslagen.
Munir was op uitnodiging van de interkerkelijke ontwikkelingsorganisatie ICCO onderweg naar Nederland. Hij zou gaan studeren aan de Universiteit Utrecht. Volgens ICCO was de afspraak dat het autopsierapport eerst naar de weduwe en daarna ook naar haar zou gaan, maar dat is volgens een woordvoerster van de organisatie tot dusver niet gebeurd.
ICCO en de kerkelijke hulporganisatie Kerkinactie zeggen donderdag in een reactie verontwaardigd te zijn dat het meer dan twee maanden heeft geduurd voordat het autopsierapport beschikbaar kwam. „Hierdoor is het niet denkbeeldig dat het juridisch onderzoek is belemmerd en de rechtsgang is geschaad", aldus de organisaties.
De twee organisaties eisen volstrekte opening van zaken door de overheid. In een brief aan minister Bot (Buitenlandse Zaken) zullen zij daar onder andere om vragen.
Munir, die eind jaren negentig de mensenrechtengroep Kontras oprichtte, was een prominent en actief voorvechter van mensenrechten. Hij gaf slachtoffers van repressie onder dictator Soeharto’s regime juridische bijstand. Hij was meester in de rechten.
In 1999 werd hij benoemd in een commissie die moest onderzoeken in hoeverre de mensenrechten waren geschonden in Oost–Timor. Daar braken gewelddadigheden uit rond een door de VN–gesteund referendum waarin de bevolking voor onafhankelijkheid van Indonesië koos. Milities vochten er samen met militaren tegen Oost–Timorezen. De commissie vond bewijs dat het Indonesische leger inderdaad betrokken was bij het werven, betalen en trainen van de milities die dood en verderf zaaiden op Oost–Timor.