Marjolein (18) reisde in haar leven al 7200 uur met bus of trein
„Als Gouda uw eindstation is, vergeet dan niet uit te checken”, klinkt het door de intercom. Marjolein is bijna bij haar doordeweekse onderkomen. Zodra de trein stilstaat, loopt ze met haar rolkoffer het perron op. Buiten de stationspoortjes doet ze haar mondkapje af, ruim drie uur nadat ze die opzette.
Station Amsterdam Centraal, maandagochtend. „Beste reizigers, de sprinter naar Rotterdam Centraal vertrekt over enkele minuten vanaf spoor 4b.” Op het perron staat Marjolein te wachten. De pabostudente is onderweg naar Gouda. Officieel mag ze vanaf deze week weer iedere dinsdag plaatsnemen in de collegebanken van de Driestar hogeschool. „De school is weer open, ja. Maar vanwege Koningsdag en de meivakantie duurt het nog twee weken voordat ik op school colleges kan volgen.”
Om tien voor halftien komt de trein naar Rotterdam het station binnengereden. Marjolein neemt plaats op een blauwe stoel. Ze heeft er al anderhalf uur reistijd opzitten. „Vanaf de bushalte in Andijk ga ik eerst naar station Bovenkarspel-Grootebroek. En vandaar per trein naar Gouda, met een overstap op Amsterdam Centraal.”
De reis naar school is een overgangsmoment. „Het weekend zit nog in je hoofd, met alles wat je op zondag gehoord hebt. Soms overdenk je dat in de trein nog, maar vaak ben je vooral bezig om je mentaal voor te bereiden op de rest van de week.”
Studentenflat
Marjolein is blij dat hogescholen langzaamaan weer opengaan. „Mijn klas is zó leuk. Het is echt jammer dat we de afgelopen maanden nauwelijks bij elkaar mochten komen.” In september begon het studiejaar nog hoopvol. „We hebben nog een introductie op school gehad. En we mochten twee dagen per week fysiek lessen volgen.”
Toen de scholen dichtgingen, bleef de Andijkse gewoon naar haar kamer in Gouda gaan. Ze woont in dé studentenflat van de Driestar, pal naast de hogeschool. In een kamer van 24 m², met een eigen douche, keukenblok en balkon. „Heel chill. En het is er erg gezellig. Bovendien heb ik daar al m’n studieboeken en de rust om te kunnen studeren. Een plek voor mezelf. Het was dus handiger om elke week naar de flat te gaan.”
Als kind wilde de paboër al juf worden. De eerste drie stages die ze dit cursusjaar liep, versterkten die wens. „Een van de stages was helemaal online: dat was niet zo leuk. Maar de andere twee waren wel heel fijn.”
Haar stages loopt de studente op de Prins Mauritsschool in Delft. „Daar hebben ze een open toelatingsbeleid. Dus je hebt ook kinderen in de klas die niet bij de Bijbel zijn opgevoed. Dat is mooi; zo kun je die leerlingen ook iets bijbrengen van het belangrijkste in het leven. Dit is ook een van de redenen dat ik juf wil worden: kinderen voorhouden waar het in het leven om hoort te draaien.”
De school waar Marjolein zelf naartoe ging, staat in Lelystad. Een bus vol kinderen uit de omgeving van Enkhuizen rijdt elke dag de Houtribdijk over, naar de reformatorische basisschool Timotheüs. „In totaal waren we een uur onderweg. En ’s middags weer terug.”
De Pieter Zandt in Kampen is voor bewoners van West-Friesland de dichtstbijzijnde reformatorische middelbare school. „Dat is twee uur reizen. Dus vier uur per dag. Laatst heb ik uitgerekend dat ik in mijn leven al 7200 uur met een bus of trein heb gereisd.”
Met de lange ritten van en naar Kampen had Marjolein geen moeite. „Op de heenweg sliep je meestal nog wat bij, of je leerde voor een repetitie. ’s Middags terug naar Andijk, dat was altijd gezellig. Vooral als iemand het laatste uur vrij had en naar de supermarkt was geweest.”
Jeugdvereniging
De leerlingen in de bus tussen Noord-Holland en Flevoland vormden een hechte groep. „We praatten natuurlijk veel met elkaar. En de leeftijdsverschillen vielen weg. Als examenkandidaat kletste je ook met eersteklassers. De sfeer was goed. Dat zal trouwens nog steeds zo zijn. Het komt ook doordat we elkaar buiten de bus om veel zien. Vooral bij de kerk, de gereformeerde gemeente in Enkhuizen. Dat is de enige reformatorische kerk in de omgeving. De meeste jongeren gaan bij ons trouw naar de jeugdvereniging.”
Intussen is de trein naar Rotterdam al bijna in Gouda, Marjoleins eindbestemming. Hoewel de juf in spe het naar haar zin heeft in de stad aan de Gouwe, mist ze Andijk weleens. „Als ik een stukje ga skeeleren, mis ik de dijk en het uitzicht over het IJsselmeer.” Toch verwacht ze niet dat ze haar hele leven in haar geboorteplaats blijft wonen. „Als je als juf op een christelijke school wil lesgeven, is er geen werk in de omgeving. Dat is jammer. Maar mijn ouders zullen er waarschijnlijk wel blijven wonen, dus dan ga ik gewoon vaak op bezoek.”