Volharding
Handelingen 2:42
„En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden.”
Wanneer er nu lieden zijn die ons bij u sterk van onwetendheid en, voor zover God het toelaat, ook van boosheid trachten te beschuldigen –hetgeen mij niet ontgaat– overweeg dan bij uzelf ook nog het volgende.
Ten eerste, of wij, die het hier uiteengezette begrip van het Evangelie en van de dankzegging voorstaan, ons leven ooit zo geleid hebben dat een redelijk mens eraan heeft kunnen twijfelen of wij werkelijk tot de rechtschapenen behoren.
Ten tweede, of wij van kindsbeen af zo van geestelijke begaafdheid en wetenschappelijke ontwikkeling verlaten waren dat er bij ons in het geheel geen hoop op kennis van zaken bestond? Wij snoeven stellig op geen van beide, daar ook Paulus door Gods genade was wat hij was.
Wanneer ons leven in het algemeen tamelijk opgewekt is geweest, is het desondanks nooit tot zedeloosheid of schaamteloosheid afgezakt, noch omgekeerd tot wreedheid, hovaardij of eigenzinnigheid ontaard, zodat de bedoelingen van onze tegenstanders, door het getuigenis van ons leven overweldigd, reeds herhaaldelijk tot de aftocht zijn gedwongen. Ofschoon onze kennis van zaken grondiger is dan dat onze vijanden haar kunnen verdragen of gewetenloos minachten, is ze toch veel geringer dan onze aanhangers in hun goedheid menen.
Huldrych Zwingli,
reformator in Zürich
(”Verantwoording des geloofs voor keizer Karel”, 1530)