Zondebesef moslim als opmaat tot radicaliseringsproces
Tien Delftse jongens hangen altijd maar wat rond op een pleintje. Op een dag zijn ze vertrokken naar Syrië, om zich aan te sluiten bij de terroristische strijd.
Met het verhaal over de zogenoemde Paradijspoortjongeren begon hoogleraar Beatrice de Graaf woensdagavond de presentatie van haar boek ”Radicale Verlossing”. Kort daarvoor ontving ze van uitgever Mai Spijkers van Prometheus het eerste exemplaar van het boek.
De tien Delftse jongeren, van wie enkelen met een strafblad, begonnen te radicaliseren na een gedeeld drama dat zich in december 2010 voltrok, droeg De Graaf voor. ‘Mo’ overviel met twee vrienden een supermarkt in Moerkapelle. Bij de overval werden ze betrapt. Na een worsteling viel Mo van de trap en brak zijn nek. Hij stierf dezelfde avond nog aan zijn verwondingen. Een gemeenteraadslid zei over de knapen: „Veel jongeren beseften opeens dat zij niet in de hemel zouden komen als ze zo bleven doorgaan. Toen hebben ze bedacht: áls we sterven, dan niet als overvaller, maar op het pad van de jihad.”
Zó naar jihadisten kijken was voor De Graaf een eyeopener, zei ze woensdagavond. Voor haar boek sprak ze –soms wel 3 of 4 keer– met 23 terrorismegedetineerden. Ze ontdekte dat haar gesprekspartners vaak een diep gevoel van tekortschieten hebben ervaren. „Misschien zelfs zondebesef.” Ze kregen de behoefte voor Allah punten te verdienen om zich zo te zuiveren. Ook doorsnee moslims willen graag punten verdienen, legde De Graaf uit, maar de terrorismegedetineerden gingen zover dat ze zich wilden overgeven aan de gewapende strijd om zo radicale verlossing te verkrijgen.
Twee van de 23 gesprekspartners houden aan het idee van radicale verlossing vast, zei De Graaf. „Bij de anderen sloeg het relaas van verlossing om in een relaas van bederf en teleurstelling.”
In een vraaggesprek met het Reformatorisch Dagblad, voorafgaand aan de boekpresentatie, zei De Graaf dat haar model dat in het slechtste geval uitmondt in radicale verlossing een rol kan spelen bij het inschatten van de recidivekans. „Die is minder dan 5 procent. De meesten komen tot het inzicht dat hun idee van radicale verlossing niet juist is. Hierbij spelen ouders, vrienden of een gemeenschap vaak een belangrijke rol.Bij een van de gedetineerden was het de humanistisch verzorger door wie de ex-jihadist zich liet overtuigen. Toch komt recidive natuurlijk wel voor en moet je daar alert op zijn. Denk aan Samir A. van de Hofstadgroep. Nadat hij zijn straf uitzat, is hij nogmaals opgepakt op verdenking van het financieren van terrorisme. Ik heb zijn vrouw gesproken. Dat hij opnieuw de fout in zou gaan, had wellicht geconstateerd kunnen worden, want hij heeft nooit afstand genomen van het idee van radicale verlossing.”
Voormalig directeur van de penitentiaire inrichting Vught, Yola Wanders, schetste hoe De Graaf toegang kreeg tot de gedetineerden. Ook gaf ze een boeiend inkijkje in hoe het eraan toegaat op de terroristenafdeling. Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Pieter-Jaap Aalbersberg ging onder meer in op de recidivekans. Hij erkende dat die kans weliswaar klein is, maar dat elke aanslag er een te veel is en grote impact heeft.
André Seebregts, die onder meer de Utrechtse tramschutter Gökmen T. bijstond, gaf aan dat De Graaf meer inzicht verschaft in de motieven van terroristen. Sommige verdachten kwamen tot hun daden door wraakzucht, bij anderen speelde persoonlijke boetedoening een rol. „Dat zijn relevante verschillen in het kader van de strafmaat.” Seebregts beloofde De Graaf dat hij haar boek bij de reclassering onder de aandacht gaat brengen.