Steenmeel kan helpen bij natuurherstel
Steenmeel, fijngemalen (vulkanisch) gesteente, kan natuurgebieden helpen te herstellen. Dat is na vijf jaar onderzoek op de Hoge Veluwe duidelijk. „Maar een wondermiddel is het niet.”
Buntgras, een grassoort die voorkomt op droge zandige gronden, tiert hier nog welig, laat onderzoeker Joost Vogels van Stichting Bargerveen zien op een stuifzandterrein in Nationaal Park De Hoge Veluwe. Steenmeel strooien heeft er effect, dat is goed waar te nemen. Even verderop, in zand waar geen steenmeel is opgebracht, is dat buntgras volledig verdwenen. „Een gevolg van de droogte van de afgelopen tijd. Steenmeel beschermt buntgras daar blijkbaar tegen”, zegt Vogels.
In het steenmeelloze gebied gedijt juist veel grijs kronkelsteeltje, een felgroen mos dat op stuifzanden en kustduinen een plaag geworden is. „Terwijl het in het steenmeelterrein behoorlijk aan het wijken is. Waarom dat gebeurt, is nog een raadsel. Iets voor verdere studie in de toekomst.”
Vraagteken
Nog veel moet er onderzocht worden, maar de eerste tekenen zijn hoopgevend, werd dinsdag geconcludeerd aan het slot van een onlinesymposium van het nationale park over steenmeeltoediening als natuurherstel. In heidegebieden lijkt steenmeel een kansrijke methode om de kwaliteit van de natuur te verbeteren. „Voor eikenbossen en heischrale graslanden is het daarentegen nog een vraagteken”, vatte de dagvoorzitter samen. „Steenmeel helpt, een wondermiddel is het niet en zeker geen ei van Columbus.”
Sinds 2015 wordt op de Hoge Veluwe met steenmeel geëxperimenteerd, omdat de bodem in het park een oppepper nodig heeft. Door stikstofuitstoot en verzuring zijn de mineralen in de grond versneld verweerd en uitgespoeld, waardoor populaties van bedreigde planten- en diersoorten afnemen of zelfs uitsterven. Een steenmeelsoort die past bij de mineralen die uit de bodem verdwenen zijn, kan de grond mogelijk herstellen. Het idee is dat de mineralen in het steenmeel langzaam vrijkomen gedurende een lange periode van 20 tot 30 jaar.
Verschil
Steenmeel gaat effecten van verzuring tegen in droog zandlandschap, zei Maaike Weijters van onderzoekcentrum B-WARE. „Maar we willen graag nog meer weten, bijvoorbeeld hoe steenmeel en het bodemleven op elkaar inwerken. Dat zou misschien kunnen verklaren waarom dezelfde soort steenmeel in het ene terrein meer effect heeft dan in het andere, zoals het verschil tussen de Hoge Veluwe en de Strabrechtse Heide of het Mastbos in Noord-Brabant.”
Vooralsnog ziet de onderzoekster geen negatieve signalen in de bodem of de vegetatie. „Maar wat steenmeel doet met schimmels, bacteriën en paddenstoelen is nog onbekend. Ook weten we nog niet hoe steenmeel inwerkt op de vele stikstof die in de loop der jaren in de bodem en de vegetatie is opgehoopt.”
Een „voorzichtig ja” gaf Weijters af voor steenmeeltoepassing in ongeplagde droge heide. „Voorzichtig, want langetermijneffecten hebben we nog niet gemeten en er is nog weinig bekend over de effecten op en de interacties tussen bodemleven, bodem, vegetatie en fauna. In droge heide bij het Bosje van Staf in het nationale park groeien nu wel duidelijk meer vaatplanten, zoals het biggenkruid en het muizenoortje.”
Vogels, die de effecten op insecten belichtte, meent dat steenmeel meer oplevert dan bekalking. „In uiterst zandige terreinen zie ik hoopvolle resultaten. Er gaan weer meer fijnbladige grassen en kruiden groeien. Ook komen er meer sprinkhanen voor. Maar of steenmeel werkzaam en toepasbaar is in andere typen gebieden is nog zeker geen uitgemaakte zaak.”