Ook de kinderen
Psalm 105:8
„Hij gedenkt aan Zijn verbond tot in der eeuwigheid, aan het Woord, dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten.”
Ik geloof, dat deze algemene kerk in de waarheid niet dwaalt, wel te verstaan in de voornaamste grondslagen van het geloof, waarom alles draait. Ik geloof dat de algemene, zichtbare kerk één is, indien zij de ware belijdenis, waarover reeds gesproken is, vasthoudt. Ik geloof ook, dat tot deze kerk allen behoren die naar het gebod en de belofte van Gods Woord belijden tot haar te behoren.
Ik geloof dat de kinderen van Izaäk, Jakob, Juda en allen die uit het zaad van Abraham stammen, ook de kinderen, wier ouders in de allereerste tijden van de kerk op grond van de prediking der apostelen voor Christus gekozen hebben, tot deze kerk behoren. Wanneer immers Izaäk en de andere aartsvaders niet ertoe behoord hadden, zouden zij het kenteken van de kerk niet ontvangen hebben. Wanneer dus zij tot de kerk behoorden, hebben ook de zeer kleine kinderen in de vroegste kerk tot haar behoord. Daarom geloof en weet ik dat zij door het sacrament van de doop betekend zijn. Want ook kinderen belijden wanneer zij door hun ouders tot de kerk gebracht worden, of liever wanneer de belofte hen brengt; deze is voor onze kinderen niet kleiner, maar nog veel ruimer en rijker geworden dan ze voor de Hebreeuwse kinderen was. Dat is dan ook de grond voor de doop en voor het brengen van de kinderen tot de kerk.
Huldrych Zwingli, reformator in Zürich
(”Verantwoording des geloofs voor keizer Karel”, 1530)