Column (Huib de Vries): Je zou er lapstra van worden
Naast de schaduwkanten van een avondklok zijn er ook lichtzijden. Zo vond ik eindelijk de innerlijke rust om de kerkgeschiedenis van Eusebius eens van kaft tot kaft te lezen. Naar hedendaagse maatstaven is het een nogal dorre opsomming van namen en feiten, maar met verrassende doorkijkjes in de tijd van de vroege kerk. Een andere wereld, met deels onbekende vragen en uitdagingen.
Toch was er tijdens het lezen ook herkenning. „We werden jaloers op elkaar, de een verguisde de ander, op verschillende manieren bevochten we elkaar”, belijdt Eusebius. Zo ging het dus al onder christenen in de derde eeuw na Christus. Tegelijk was er de bereidheid om voor Zijn Naam te lijden en te sterven. Soms hadden die bloedgetuigen ideeën waarmee ze in menige reformatorische gemeente geen belijdenis zouden mogen afleggen, maar onverschrokken gingen ze leeuw, galg of brandstapel tegemoet.
Na het opus magnum van Eusebius nam ik de levensbeschrijving van ds. J. Vreugdenhil weer eens ter hand, de grootvader van mijn vrouw. In de zomer van 1944 kwam er een einde aan het bewogen leven van de boer die dominee moest worden. Van de elf kinderen uit zijn eerste huwelijk bracht hij er vier naar het graf; de vijf uit zijn tweede huwelijk bleven gelukkig lang in leven. Studeren deed hij aan de theologische school van de Christelijke Gereformeerde Kerken, waarin hij opgroeide.
Na nog geen drie jaar dienstwerk in zijn eerste gemeente, de behoudende christelijke gereformeerde kerk van Sliedrecht, stapte hij over naar de Gereformeerde Gemeenten. Een van zijn argumenten was dat hij zich meer kon vinden in het supralapsarisme dan in het infralapsarisme. Zelfs een betrokken kerkmens kan het dan moeilijk meer volgen. „Ik weet het verschil nooit zo goed tussen supra en lapstra”, bekende ooit een diaken aan collega Rens Vogelaar, de auteur van het boek. Zijn biografie toont opa als een mens met gebreken. Maar toch ook een man van oprechte vroomheid.
Soms kun je somber worden door het kerkelijk leven van vandaag. Het getwist, de neergang, het uitzuigen van muggen terwijl kamelen worden doorgeslikt. Je zou er bij tijden lapstra van worden. Eusebius’ kerkgeschiedenis en het boek over opa Vreugdenhil stemden me weer wat hoopvoller. Voor verheerlijking van het verleden is geen reden. Ook toen was er dwaling, zwijgen waar gesproken moest worden en gevecht over bijkomstigheden of zaken die te diep zijn voor een mens. Toch bleef de kerk bestaan, omdat die achter onze gescheurde schermen door God Zelf overeind wordt gehouden. Van Eusebius tot opa Vreugdenhil, en ongetwijfeld ook daarna. Dankzij de avondklok zie ik dat weer wat scherper.