„Het Woord overbrugt veel verschillen”
Toen hij in 1998 de boodschap kreeg dat hij ongeneeslijk ziek was, had hij niet gedacht de synode van 2001 nog te zullen meemaken. „Maar de Heere doet wonderen op het gebed en ik werd zelfs verkozen tot voorzitter van die synode. Ook dit 40-jarig ambtsjubileum had ik eigenlijk al afgeschreven, maar ik ben er nog. God heeft meer gegeven dan we ooit hadden durven denken.”
De liefde tot het ambt van predikant was er volgens de christelijke gereformeerde ds. J. Plantinga uit Groningen al van jongs af aan. In 1964 werd hij beroepbaar gesteld. „Ik nam het beroep aan naar Rozenburg, een klein plaatsje onder Rotterdam.” De herinneringen die bovenkomen, doen hem zichtbaar goed. „Dat was een geweldige tijd. Ik heb wel tegen de gemeenteleden daar gezegd: Ik heb meer van jullie geleerd dan jullie van mij. Ze ontkenden dat natuurlijk wel, maar toch.” In de tijd dat ds. Plantinga in Rozenburg stond, heeft hij nog enkele jaren in de gemeenteraad gezeten voor de ARP. „Ja, zo ging dat en ik vond het prachtig. ’k Heb altijd wel een voorliefde gehad voor de politiek.”
Na zeven jaar was er een beroep naar Dronten. „Ik had het gevoel dat ik het aan moest nemen, maar heb uiteindelijk toch gemeend te moeten bedanken. We zaten zo vast aan Rozenburg. Een van mijn kinderen werd echter in die tijd ziek en de specialist in het ziekenhuis zei: „Jullie moeten zo snel mogelijk vertrekken uit deze omgeving en je vestigen in een nieuwe polder of zo.” Ik heb vervolgens naar Dronten gebeld of ze al een andere predikant hadden en dat bleek niet het geval. Er werd een tweede beroep aangevraagd en dat heb ik aangenomen. Binnen de kortste keren was m’n zoon genezen en vrij van medicijnen. Als ik ergens de leiding van God in heb gezien dan was het daar wel in.”
De gemeenten van Dronten en Lelystad waren in die tijd nog met elkaar verbonden. „Lelystad was heel klein. De Nederlands gereformeerden hadden er een klein groepje gemeenteleden en wij ook. Echt klein. Er zaten soms maar vijftien mensen in de dienst. „Waarom blijven we gescheiden optrekken?” zo was de vraag van gemeenteleden. Binnen een halfjaar was er een samenwerkingsgemeente. Ik preek er nu nog wel eens en dan zitten er enkele honderden mensen in de kerk. Dat is geweldig om mee te maken.”
In 1978 was er een beroep van de gemeente van Leeuwarden. „Een grote gemeente met meer dan 1000 leden en twee predikanten. Heel anders toch weer dan Dronten. Maar ook daar hebben we veel geleerd.” Tien jaar later was er de roep vanuit Groningen. „Een nog grotere gemeente. Ik werd beroepen in de tweede predikantsplaats, maar het ledenaantal liep wel heel snel terug. Eerst waren er zo’n 1700 leden, maar dat zakte al snel onder de 1300. Ik had ontzettend veel begrafenissen en als er eens een doopdienst was dan was dat echt een feest.”
Wanneer de omslag in Groningen precies kwam, kan ds. Plantinga niet aangeven. „Maar feit is dat de gemeente nu bijna 2000 leden telt en drie predikanten heeft.” Hij lacht: „Waren de doopdiensten eerst een bijzonderheid, later werd gezegd: Is het nu alweer dopen? Zo’n omslag kan er zomaar zijn en heeft dan vaak ook een sneeuwbaleffect. Men kwam van alle kanten naar de gemeente toe, om het zo te zeggen. De prediking bond mensen samen.”
In Groningen was er ook samenwerking met de toenmalige hervormde predikant ds. A. J. Zoutendijk. „We kenden elkaar en besloten samen een kerstavonddienst te beleggen. Nu staat ds. H. C. Marchand er alweer een hele tijd en met hem ging de samenwerking door. Uniek in Nederland. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat wij hier ons kerkelijke boekje ver te buiten gingen. Maar niemand in de gemeenten had kritiek.
Op een gegeven moment hadden we besloten om samen met de hervormde gemeente op de eerste pinksterdag een ochtenddienst te houden in de Martinikerk. Het was die dag prachtig weer en toen ik in het centrum van de stad naar die grote kerk liep, stroomden de mensen van alle kanten naar de kerk toe.” Hij zwijgt even. „Dat heeft ontzettend veel met me gedaan. Dat in een grote stad, waar natuurlijk ook de ontkerkelijking toegeslagen had, er zo’n stroom mensen naar die oude kerk ging. Ze was echt afgeladen. Een bijzondere ervaring. Sinds die tijd is er op eerste pinksterdag altijd een gezamenlijke dienst. Hetzelfde geldt voor de tweede feestdagen.”
In 1998 werd ds. Plantinga gekozen tot assessor van de generale synode. „Tijdens die synode werd me al wel duidelijk dat er iets niet goed was met me. Ik ben naar de dokter gegaan, naar het ziekenhuis en op 23 december 1998 was er de boodschap dat ik ongeneeslijk ziek was. Ik zou nog maar heel kort te leven hebben.
Dat was een geweldige klap. Voor ons, als gezin, maar ook voor de collega-predikanten en de gemeente. Ik had de preek voor de eerste kerstdag al zo goed als klaar. De tekst was: „Immanuël, God met ons.” Maar ik wist niet of ik zou kunnen preken, ik wist het echt niet. We hebben gebeden en de Heere heeft me zo’n rust gegeven dat ik toch kon voorgaan. Verkondiging van het Evangelie: God met ons. Dat heeft indruk gemaakt op de gemeente, maar niet minder op mezelf.”
Ds. Plantinga ondervond in het ziekteproces een geweldige steun van de gemeente. „Een collega-predikant zei in die tijd: We geloven toch in een God Die wonderen doet? Er was een muur van gebed rondom ons. Ik snapte dat vroeger niet echt, als mensen me zeiden dat ze kracht hadden gehad door de voorbede. Maar toen begreep ik het.”
De Groninger predikant had zich er eigenlijk al bij neergelegd dat 1998 zijn laatste synodevergadering zou zijn. „Je gaat dingen afschrijven. Mijn zoon ging theologie studeren en ik dacht: Die zal ik niet meer kunnen bevestigen. En toen we 35 jaar getrouwd waren, hebben we dat gevierd omdat we dachten dat wij het 40-jarig huwelijksjubileum niet zouden mogen beleven.
Maar het ging anders. De dokters konden het niet begrijpen, ze stonden voor een raadsel. Maar de ziekte, die nog niet weg is, veranderde van een progressieve vorm in een mildere vorm. In 2001 was er weer een generale synode en ik mocht erbij zijn. Ik werd daar zelfs gekozen tot voorzitter.” Hij verzucht het bijna: „Ach, de Heere heeft ons zoveel meer gegeven dan we ooit hadden durven denken.”
De 67-jarige predikant preekt nog iedere zondag, is onder andere lid van het curatorium van de Christelijke Gereformeerde Kerken en doet ook nog pastoraal werk in Groningen. Hij erkent de verschillen die er zijn in het kerkverband over tal van zaken. „Maar sinds mijn ziekte heb ik, meer nog dan voorheen, wel zoiets van: Laten we toch onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken. We kunnen ons eenvoudig de luxe van de verdeeldheid in deze tijd niet permitteren. En ik merk, ondanks de verschillen, dat de persoonlijke prediking ons samenbindt. Dat geeft me hoop voor onze kerk.”