Bang voor Kristallnacht in de polder
Kalmte en zelfbeheersing zijn in het Nederland van vandaag nodiger dan ooit, vindt premier Balkenende. De allochtone minderheden zullen blij zijn met de woorden van de premier. Ze worden steeds vaker het slachtoffer van een ongegronde hetze die zich op niets anders lijkt te richten dan uiterlijke afkomst. Salman uit Iran: „Ik ben hier gekomen als vluchteling, maar nog even en ik moet ook uit Nederland wegvluchten.”
Salman is bang. Erg bang. „’s Avonds loop ik niet meer over straat, echt niet.” Hij wijst naar buiten: „Hier bij mijn zaak durf ik het nog wel, daar staan lantaarnpalen. Maar bij mijn appartement zijn veel donkere straatjes met weinig licht. Mij zie je daar ’s avonds niet meer.”
De 34-jarige Iraniër heeft een kapperszaak in een middelgrote stad in het midden van Nederland. Negen jaar geleden verliet hij als politieke vluchteling zijn land. Sindsdien woont hij in Nederland, mét de Nederlandse nationaliteit die hij al gauw verkreeg. „Maar een officiële nationaliteit doet er niet toe; mensen bekijken je op je uiterlijk. Alle getinte mensen met zwart haar zijn hetzelfde, merk ik.”
Dat de sfeer in Nederland sinds de moord op Theo van Gogh is verhard, merkt Salman iedere dag. „Sinds vorige week dinsdag is de klandizie in mijn kapperszaak duidelijk achteruitgelopen. Mijn klantenbestand was grotendeels blank, voor ongeveer 95 procent. Maar ik zie opeens bijna niemand meer.”
Terwijl Salman de verslaggever meteen even kortwiekt, luistert hij met een half oor naar de radio, die juist de laatste nieuwsberichten uit de Haagse Antheunisstraat de ether instuurt. Nog geen verandering in de situatie, is de samenvatting. Het luchtruim boven de hofstad zit onveranderd potdicht; het huis waarin zich terroristen zouden ophouden wordt nog immer omsingeld.
De Iraanse Nederlander schudt z’n hoofd. „Ik dacht hier veilig te zijn. Maar nu weet ik niet waar het heen gaat. Kijk, dat ik niet zo veel klanten meer heb, vind ik niet zo erg. Veel bedreigender is dat alle mensen die er een beetje Arabisch uitzien, als gevaarlijk bestempeld worden. Ik zie het op het station. Mensen gaan soms liever een eindje verderop staan als ze me zien. Ik ben echt bang. Straks moet ik opnieuw vluchten, omdat het na Iran ook in Nederland niet meer veilig is.”
Kapper Salman mag dan duidelijk geen Hollands uiterlijk bezitten, het is net zo goed duidelijk dat hij geen Marokkaanse afkomst heeft, zoals Mohammed B., die verdacht wordt van de moord op Theo van Gogh. „Maar dat maakt dus niets uit.” Met een knipoog naar het gerei in zijn handen: „Alle buitenlanders worden over één kam geschoren.”
Ging het in Hitler-Duitsland niet net zo?, vraagt Salman zich af. „Ook toen ontketende zich langzaam maar zeker een hetze tegen een bepaalde bevolkingsgroep. Joodse mensen moesten het tijdens de Kristallnacht massaal ontgelden. Nu lijken zonder aanzien des persoons alle moslims het doelwit te worden.” En dat, benadrukt de Iraanse kapper, „terwijl ik niet eens een moslim ben.”
In de pers wordt die nuance weinig gemaakt, valt Salman op. Dat bleek ook vorige week weer, toen de moordenaar van Van Gogh werd aangeduid als „iemand met een islamitisch uiterlijk” - alsof iemand een christelijk gezicht kan hebben.
Salman is niet de enige die lijdt onder de collectieve allochtonenhetze. In Vlissingen ontving een Turkse bakker een dag na de moord op Van Gogh een scheldbrief. Alle moslimscholen zouden moeten worden platgebrand, was de mening van de opsteller. De bakker is niet zo makkelijk van haar stuk te brengen, zegt ze. Maar toch heeft de gebeurtenis impact: „Ik zal nu niet meer zomaar mijn dochtertje in haar eentje op de stoep laten spelen.”
De naam Salman is om veiligheidsredenen aangepast.