Uitverkoren
Efeze 1:4
„Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.”
Wie zo zeker en welverzekerd is, is daarom zonder twijfel verkoren; want wie geloven, zijn tot het eeuwige leven bestemd. Wanneer er echter velen verkoren zijn die nog geen geloof bezitten, waren dan Maria, Johannes en Paulus, zolang zij nog zeer kleine kinderen waren, soms niet verkoren – en wel van vóór de schepping der wereld? Maar zelf wisten zij het niet, noch op grond van hun geloof noch op grond van een openbaring. Waren Mattheüs, Zacheüs, de moordenaar aan het kruis en Maria Magdalena niet vóór de grondlegging der wereld verkoren? Toch wisten zij het niet, totdat zij door de Geest verlicht en door de Vader tot Christus getrokken waren. Hieruit volgt dus dat deze eerste kerk slechts bij God bekend is en dat alleen de mensen met een vast en onaangevochten geloof van zichzelf weten lidmaten van deze kerk te zijn.
Vervolgens wordt het woord kerk in het algemeen voor allen gebruikt die met de Naam van Christus aangeduid werden. Dat is die Christus belijden en van wie een groot deel Christus voor de ogen der mensen door belijdenis of door de deelname aan de sacramenten erkent, maar in hun hart desalniettemin voor Hem terugdeinst of Hem niet kent. Tot deze kerk behoren naar onze overtuiging allen die voor de naam van Christus openlijk uitkomen.
Huldrych Zwingli, reformator in Zürich
(”Verantwoording des geloofs voor keizer Karel”, 1530)