Inlichtingendienst schond meermaals meldplicht
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft tussen mei 2018 en november 2019 tientallen mensen in de gaten gehouden op een manier die niet aan de regels voldoet. Dat bleek donderdag uit een rapport van toezichthouder CTIVD.
Het gaat om mensen die zelf geen onderwerp van het onderzoek waren, maar bijvoorbeeld medewerkers van de dienst of informanten. Als de AIVD hen natrekt, moet daar melding van gemaakt worden bij de toezichthouder CTIVD. Dat gebeurde in 57 gevallen niet.
De meldingsplicht is vastgelegd in de inlichtingenwet Wiv 2017. Daarin staat dat de geheime diensten hun bevoegdheden onder meer mogen gebruiken als ze willen uitzoeken of een bron betrouwbaar is. Ze mogen ook om veiligheidsredenen medewerkers van de dienst in de gaten houden, bijvoorbeeld om te voorkomen dat zij in gevaarlijk gebied worden ontdekt.
De bijzondere bevoegdheden mogen alleen gebruikt worden als het echt noodzakelijk is en er geen betere opties zijn om het inlichtingenwerk te doen. En er moet melding van worden gemaakt.
De AIVD heeft 98 keer gebruikgemaakt van de regeling voor dit soort onderzoeken en daar dus 41 keer wél melding van gedaan. In die gevallen is volgens de toezichthouder aan alle regels voldaan, ook aan de regels op basis waarvan wordt bepaald of zo’n onderzoek überhaupt mag worden verricht.
De militaire inlichtingendienst MIVD moet volgens dezelfde regels ook melding maken bij de CTIVD als de dienst eigen medewerkers in de gaten houdt. Dat gebeurde zes keer en is in alle gevallen volgens de regels verlopen.
Onderzoek
Wel hebben beide inlichtingendiensten twee keer onderzoek gedaan zonder zich te beroepen op het artikel waarin die onderzoeken zijn geregeld. Dat had wel gemoeten, aldus de toezichthouder.
Het onderzoek gaat over de eerste anderhalf jaar sinds de invoering van de wet waarin de meldplicht is vastgelegd. De CTIVD raadt de inlichtingendiensten aan om de werkwijze voor deze onderzoeken intern te verduidelijken. De verantwoordelijke ministers Ollongren en Bijleveld schrijven in een Kamerbrief de aanbevelingen uit het rapport over te nemen.