Schapenwol, ooit een luxe product, nu bijna afval
Hoe kunnen we bijna twee miljoen kilo schapenwol die jaarlijks in Nederland wordt geproduceerd nuttig gebruiken? Ondernemers, ontwerpers, verwerkers en natuurexperts proberen tijdens een bijeenkomst antwoord te vinden op die vraag. De kwaliteit van de wol is slecht en de markt ingestort.
Wolhandelaar en exporteur Jan Pijl (55) is heel duidelijk: „Nederlandse wol is bagger! Als het zo doorgaat, komt er een tijd dat de gemeenten het moeten inzamelen omdat niemand het meer hebben wil.”
Professionele schapenhouders in Nederland verdienen hun geld met het begrazen van natuurgebieden. Verder worden schapen gehouden voor het vlees en als hobby. Wol speelt nauwelijks een rol. De meeste wol ging de laatste decennia naar China, maar de handelsoorlog met de VS en de uitbraak van corona, heeft de export nagenoeg stilgelegd, aldus Pijl, eigenaar van de Friese Wolhandel in Drachten.
Texelaar
In luttele jaren kelderde de prijs van tachtig naar ongeveer tien cent per kilo. De politieke problemen zijn niet de hoofdzaak. De kwaliteit is namelijk hard achteruit gegaan, analyseert Pijl. „Vroeger had je de texelaar, een schaap dat mooi vlees opleverde én wol: goed van kleur en lengte, fijn van structuur en zonder zwarte haren.” Pijl schat dat nog maar maximaal 5 procent van alle schapen in Nederland texelaars zijn.
Omdat de ooien vaak hulp nodig hebben bij het lammeren en andere rassen meer lammeren produceren, werd de texelaar voor professionele schapenhouders minder aantrekkelijk. Het Drents of Veluws heideschaap is bovendien meer geschikt voor begrazing, al levert het weinig vlees en is de wol van zeer matige kwaliteit.
Wol voor de kledingindustrie moet wit, fijn en zacht zijn. Zwarte wol laat zich moeilijk verven. „Wol voor truitjes en dure pakken komt van het merino- of het romneyschaap en heeft niets te maken met onze wol”, vat Pijl samen. „Nederlandse wol is goed voor vilt of tapijt. Je kunt er grof gebreide truien van maken in de hobbysfeer.”
Mode
Zelfs de wol van de texelaar, de beste die hier op enige schaal wordt geproduceerd, wordt alleen voor kleding gebruikt in combinatie met de fijnere wol van andere rassen. Een producent kan alleen iets aan de wol verdienen als hij de topkwaliteit mengt met goedkoper materiaal, aldus Pijl.
Saskia Duives-Cahuzak uit het Brabantse Vlijmen is druk omdat haar Shetland-ooien aan het lammeren zijn. De shetlanders, net als de gelijknamige pony’s klein van stuk, leveren jaarlijks ongeveer een kilo kwaliteitswol. Beter dan die van de texelaar, maar minder fijn dan merino. Over de mogelijkheden wol tegen een betere prijs te verkopen, is ze minder somber dan Pijl. „Als we er meer energie in steken, moet het meer kunnen opleveren.”
Duives-Cahuzak, tevens voorzitter van de LTO-vakgroep Schapenhouderij, wijst erop dat een duurzame en kostbare grondstof als wol zich moeilijk laat combineren met de grilligheid van de mode. „Een trui waar voor honderd euro wol in zit, gaat dertig jaar mee en moet tijdloos zijn.”
Pijl wijt de problemen aan het uitblijven van vernieuwing in de branche, waar elke handeling de grondstof duurder maakt. De consequentie is dat handelaren steeds minder betalen en de boer er bijna geld op toelegt. Als het zo door gaat, voorziet hij dat de boer zijn wol gaat zien als afval.
Om dat te voorkomen is behoefte aan een nieuwe bestemming. Blue City, een organisatie die de circulaire economie wil stimuleren, organiseert in samenwerking met de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland een bijeenkomst om zo’n nieuwe bestemming te vinden. Teams van ondernemers, ontwerpers, verwerkers, natuurexperts en bouwprofessionals proberen dat in vier weken voor elkaar te krijgen. Daarbij wordt gedacht aan het isoleren van woningen.
Duives-Cahuzak hoopt dat het evenement, waar zij zelf aan meedoet, nieuwe ideeën oplevert. Plannen voor isolatiemateriaal stemmen haar niet hoopvol. „Dat kan allang, het is alleen veel duurder dan de isover glaswol die overal wordt gebruikt.” Pijl: „Het idee is sympathiek, maar het is net als bij plofkip: de mensen zijn van goede wil, maar kijken ook naar hun portemonnee.”