Predikanten ervaren hoge werkdruk
Parttime predikanten maken te veel uren en bezuinigen op kerntaken als het pastoraat in het geval van een te drukke werkweek. Dit blijkt uit een Kaski-onderzoek naar parttime predikantschap ”Te veel van het goede”, dat vanmiddag gepresenteerd werd tijdens een minisymposium van de Bond van Nederlandse Predikanten (BNP).
Uit het rapport van de Nijmeegse onderzoeker Gert de Jong blijkt dat bijna de helft van de parttime predikanten heldere landelijke richtlijnen voor werktijden en taken ziet als een mogelijke oplossing voor het probleem van de hoge werkdruk. Zestig procent van de ondervraagden vindt dat die richtlijnen moeten komen van de landelijke organen van de kerk. Een kwart van de ondervraagden ziet hier een taak voor de Bond van Nederlandse Predikanten.
Intercollegiaal overleg wordt door meer respondenten gemeld als een maatregel om de werktijd te beheersen dan hulp of advies van werkbegeleiders. Intervisie als georganiseerde vorm van overleg tussen collega’s blijkt voor veel parttimers dienstbaar om de werktijd binnen de perken te houden. Ze zien niets in het aanstellen van leidinggevenden of een centraal werkgeversschap. De predikanten hechten grote waarde aan het zelfstandig indelen van de tijd. Samenwerkingsverbanden van collega’s lijken in dezen het meest haalbaar.
Over complimenten en waardering hebben predikanten niet te klagen. Ook melden de meesten dat ze steeds leren in het werk, dat ze het werk maatschappelijk belangrijk vinden en dat het hun een gevoel van eigenwaarde geeft. Schaamte voor het beroep kent slechts 16 procent van de ondervraagden. Toch zegt een kwart van de ondervraagde predikanten wel eens te twijfelen aan het nut van het werk en eenderde stelt dat ze werk doen dat eigenlijk door anderen gedaan zou moeten worden.
Tweederde van de respondenten heeft het diepe besef dat ze door God gedragen worden in het werk. Deze respondenten melden naar verhouding vaker langere werkweken.
De meeste ondervraagden willen graag als predikant blijven werken; slechts eenvijfde geeft aan wel in de kerk te willen blijven werken, maar niet als predikant. Een flink deel van de respondenten geeft aan op termijn naar een andere gemeente te willen overstappen.
Ruim 80 procent van de parttimers maakt een langere werkweek dan is afgesproken. Als het overwerk van de hele groep parttime predikanten bij elkaar wordt opgeteld, blijkt dat er sprake is van overwerk die in formatie gelijk is aan de werktijd van 62 fulltime predikanten.
De meeste respondenten noemen het leiden van de eredienst als belangrijkste taak binnen hun werk, terwijl ruim de helft ook het pastoraat op de eerste plaats zet. Tegelijkertijd zeggen veel predikanten ook op het pastoraat het eerst te bezuinigen. Men snijdt dus in een hoge prioriteit. „Nieuw is die constatering niet, wel ernstig”, zegt het rapport.
Werktijdoverschrijding blijkt vooral te maken te hebben met een verkeerde inschatting van de hoeveelheid werk bij de aanstelling. Sommige taken blijken meer tijd te kosten dan voorzien en er wordt vaak te weinig rekening gehouden met incidentele activiteiten en het feit dat meer mensen een beroep op de predikant doen dan gedacht.
Eenvijfde van de predikanten evalueert nooit met de kerkenraad, bijna de helft doet dit jaarlijks. Predikanten die een regelmatige evaluatie kennen, ondervinden meer steun van de kerkenraad. Evalueren wordt als steun van de kerkenraad ervaren.
De onderzoekers bepleiten het opstellen van heldere richtlijnen waarin staat wat van een predikant verwacht mag worden. Nu is die schatting te ruim en betekent het dat, ook al worden er afspraken gemaakt, de predikant uiteindelijk toch meer werkt dan was afgesproken. De richtlijnen moeten er, volgens de BNP, in ieder geval toe leiden dat het takenpakket naar beneden wordt bijgesteld.
Op het symposium werd vanmiddag op het rapport gereageerd door onder anderen prof. dr. G. Heitink, emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, dr. R. Brouwer, docent praktische ecclesiologie aan de Universiteit Utrecht, en deeltijdpredikant ds. S. Hofstra uit het Friese Rijperkerk.