Cultuur & boeken

De Reformatie betekende geen goed nieuws voor de bijenhouderij

Kerken en kloosters gebruikten in de middeleeuwen zoveel kaarsen dat er een enorme vraag was naar bijenwas. De Reformatie, met zijn versoberde eredienst, luidde mét de ontdekking van geraffineerde suiker het einde in van de bloeitijd van de bijenhouderij.

Theo Haerskens
5 April 2021 09:48
beeld Unsplash
beeld Unsplash

Toen Maarten Luther in 1517 zijn beroemde stellingen publiceerde, realiseerde hij zich vast niet dat hij daarmee ook de bijl zette aan de wortel van de bijenhouderij die in die tijd in Midden-Europa zijn hoogtepunt beleefde. Zijn verzet tegen de kerk van Rome leidde tot de Reformatie; de daarmee gepaard gaande versobering van de eredienst maakte een einde aan het massaal branden van kaarsen.

In ”Bijen” beschrijft de Duitse auteur Friedrich Heinbuch het einde van de bloeitijd van de imkerij die ongeveer 300 na Christus begon. Die bloei was te danken aan de waarde die men in de Middeleeuwen toekende aan honing, die gold als een voedzame en geneeskrachtige stof. Karel de Grote stimuleerde de imkerij en verlangde dat op elk keizerlijk landgoed een professionele imker bijen hield.

Ook de kerk droeg bij aan de bloei van de bijenhouderij doordat ze bijenwas –grondstof voor kaarsen– beschouwde als heilig. In die tijd was het gebruik om in de kerk dag en nacht kaarsen te branden. „Op feestdagen waren kerken en kloosters gevuld met een woud van brandende kaarsen”, schrijft Heinbuch.

Door dit verbruik steeg de prijs van bijenwas en dat stimuleerde de bijenhouderij. Kloosters en grootgrondbezitters hieven zogenoemde wasbelasting en er waren zelfs tijden dat bijenwas werd gebruikt als betaalmiddel, aldus Heinbuch, die niet alleen amateur-imker is, maar ook hoogleraar theologie.

Onthoofding

Hoe belangrijk de bijenhouderij in de Middeleeuwen was, valt af te leiden uit de Bourgondische wetgeving van 470 na Christus. Aan een bijenvolk werd toen net zoveel waarde toegekend als aan een koe, een ezel of een varken. De Lex Saxonem, de Saksenwet die in 800 na Christus op initiatief van Karel de Grote werd vastgesteld, bepaalde dat „wie honingvoorraden binnen de septa (omheining) van een ander rooft, wordt bestraft met onthoofding; wat buiten de septa is gestolen moet in negenvoud worden vergoed.”

16957938.JPG
Werksters rondom de grotere koningin. Illustratie van Paschalis Dougalis. beeld uit ”Bijen” van Friedrich Heinbuch

Aan het eind van de Middeleeuwen veranderde dat alles snel. Niet alleen waren kerken en kloosters gestopt met het branden van grote hoeveelheden kaarsen, waardoor de vraag naar was opdroogde en de steun van de kloosters voor de imkerij wegviel. Ook andere zaken speelden een rol.

De Dertigjarige Oorlog die in 1618 in Midden-Europa uitbrak, betekende bijkans de doodssteek voor de bijenhouderij in de regio. Driekwart van de bevolking en zo’n tachtig procent van het vee viel ten prooi aan het oorlogsgeweld. Een groot deel van de kennis van en ervaring met het houden van bijen ging verloren. En alsof dat nog niet genoeg was gingen na de oorlog de belasting op bijenwas drastisch omhoog, waardoor veel imkers stopten. Herhaalde uitbraken van de pest versterkten dat effect.

Handelsroutes

Na de Middeleeuwen ontwikkelden zich handelsroutes naar Afrika, Azië en het inmiddels ontdekte Amerika. Honing, tot dat moment de enige zoetstof, werd geleidelijk vervangen door geraffineerde suiker. In 1790 werd ook maar liefst 236.000 pond bijenwas vanuit Noord- en Midden-Amerika naar Europa gehaald, wat de markt verder verstoorde. Bovendien verdrong de productie van bier en wijn die van de alcoholische honingdrank mede.

En tenslotte werd de was van de bladeren van de carnaubapalm ontdekt als een goedkope vervanging van bijenwas. Die wordt nog steeds gebruikt in de cosmetica- en levensmiddelenindustrie en voor de productie van poetsmiddelen. Met andere woorden: de bijenhouderij was zijn onmisbaarheid kwijtgeraakt.

We leven nu weer in een andere tijd. De toenemende zorg om milieu en biodiversiteit wakkeren de belangstelling voor bijen en de bijenhouderij aan. Nederland telt op dit moment bijna 9000 imkers, tegen 6000 in 2010. Jaarlijks komen er enkele honderden bij, voor de beginnerscursussen van de Nederlandse Bijenhoudersvereniging bestaan zelfs wachtlijsten.

Wie op zo’n wachtlijst staat kan zich vast inlezen in het toegankelijk geschreven en goed vertaalde boek van Hainbuch dat bovendien verlucht is met fraaie tekeningen van Paschalis Dougalis. De auteur behandelt niet alleen de geschiedenis van de bijenhouderij, die al in het oude Egypte werd beoefend. Hij beschrijft ook de ontdekking van de intrigerende levenswijze van de insecten, hun levenscyclus en de ontwikkeling van de bijenhouderij door de eeuwen heen.

Ook gaat hij in op de gevolgen die moderne landbouwmethoden en het gebruik van insecticiden hebben op de wilde én de tamme bij. Dat hij af en toe de focus richt op de situatie in Duitsland is onmiskenbaar en begrijpelijk. Het doet niets af aan de informatieve waarde van dit boek.

Bijen, Friedrich Heinbuch (vert. Nathan Brinkman/Vitataal); uitg. Terra; 192 blz.; € 23,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer