Europees recht steunt vrijheid van onderwijs
Het Europees recht biedt de helpende hand als de overheid de godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing van ouders in het onderwijs onvoldoende respecteert.
Die stelling poneerde de kersverse hoogleraar onderwijsrecht prof. dr. Renée van Schoonhoven anderhalve week geleden tijdens haar oratie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Van Schoonhoven ziet de betekenis van de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet in ons land, langzaam afbrokkelen. Ze noemt drie voorbeelden waar dat uit blijkt. „Als eerste wijs ik op de politieke discussie over de acceptatieplicht. Steeds meer fracties in de Tweede Kamer willen scholen verplichten iedereen toe te laten die de grondslag van de school respecteert. Onderschrijving van de grondslag mogen scholen dan niet meer vragen. De PvdA heeft daartoe een initiatiefwetsvoorstel opgesteld om de Grondwet te wijzigen.”
Verder ziet de hoogleraar dat de overheid de betekenis van het richtingbegrip steeds verder terugdringt. „Het duidelijkste voorbeeld daarvan is invoering van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen. Op grond daarvan heeft het richtingbegrip van een school geen prominente functie meer bij het stichten van scholen.
Het derde voorbeeld bestaat uit de groeiende bevoegdheden van de overheid om in te grijpen als scholen het in de ogen van de overheid niet goed genoeg doen.”
Door de optelsom van deze drie zaken holt de overheid volgens Van Schoonhoven de rol van schoolbesturen uit. „Schoolbesturen lijken meer een radertje in de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs. Terwijl van oorsprong schoolbesturen juist geworteld zijn in de gemeente en de gemeenschap van ouders die samen een school stichten en onderhouden die past bij hun godsdienstige of levensovertuiging.”
U stelde in uw oratie dat de invloed van het Europees en internationaal recht op ons onderwijsbestel toeneemt. Hoe zit dat?
„Het hele rechtssysteem van ons land komt steeds meer onder invloed van Europa te staan. De EU komt steeds vaker met verordeningen die rechtstreeks doorwerken. Daar komt geen Nederlandse wet meer aan te pas. Ook moeten Nederlandse rechters zich geregeld conformeren aan uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In zekere zin verdampen daardoor onze eigen grondrechten.
Er is ook een andere kant. Europese regelgeving zou in bepaalde situaties weleens meer bescherming kunnen bieden dan onze Nederlandse regelgeving. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) brengt bij het geven van onderwijs de ouders in beeld. Volgens artikel 2 van het EVRM moet de overheid bij de realisatie van het recht op onderwijs de godsdienstige of filosofische overtuiging van ouders respecteren. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is overigens geen instelling van de Europese Unie, maar van de Raad van Europa. Daarbij zijn vijftig landen aangesloten. De uitspraken van het hof zijn bindend voor de betrokken staten.”
Hoe absoluut is dat recht van ouders?
„De uitspraken van het Europees Hof leren dat dit recht niet onbeperkt is. Een jonge orthodox-christelijke vrouw uit Berlijn wilde niet mee doen aan het vak burgerschapsonderwijs omdat het vak naar haar mening te veel uitging van een humanistische levensovertuiging en het verlichtingsdenken. Na een uitvoerig onderzoek naar de lesmethode stelde het Europees Hof haar niet in het gelijk omdat de methode neutraal genoeg was.
In een Turkse zaak waarin scholen een verplichte lesmethode gebruikten die een bepaalde bevolkingsgroep in een negatief daglicht zette, wees de Europese rechter de eis van de ouders wel toe.
Een Jehova’s getuige in Griekenland verzette zich met succes tegen de straf die zijn kind kreeg omdat het niet deelnam aan een militaire parade in schoolverband. De Europese rechter vond dat er onvoldoende rekening was gehouden met hun pacifistische overtuiging.”
Biedt de Europese jurisprudentie perspectief voor de Nederlandse situatie?
„Als de overheid gaat voorschrijven wat wel en niet in lesmethodes moet staan, gaat het de verkeerde kant op. De methodes moeten objectief en neutraal zijn. Als orthodox-joodse, christelijke of islamitische burgers impliciet als tweederangsburgers worden neergezet, heb je daarmee grond voor een klacht bij het Europees Hof.
Ik denk dat we –gezien het politieke debat in ons land– daar vrij dicht in de buurt zijn. Hoewel het (nog) niet in een wettelijk voorschrift staat, wordt er wel steeds gekeken naar orthodoxe scholen. Is hetgeen daar gebeurt wel in overeenstemming met hetgeen de progressieve meerderheid ziet als basiswaarden van de democratische rechtsstaat?”
Diverse politici zeggen nu al ronduit dat heteroseksualiteit als norm schadelijk is.
„Daarmee wordt miskend dat religieuze gemeenschappen daar ook anders over kunnen denken. Dat is schadelijk voor de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs. Ik vind dat iedere religieuze gemeenschap die een serieus geloof aanhangt, in Nederland het recht heeft om eigen normen te hebben over seksualiteit. En die tot uiting te laten komen in een school.”
In hoeverre bedreigt burgerschapsvorming de vrijheid van onderwijs?
„Daar dreigt een reëel gevaar. In de nieuwe regelgeving voor burgerschap staat dat leerlingen moeten oefenen in vaardigheden die nodig zijn om in een democratische samenleving te functioneren. De Raad van State heeft gezegd dat je daarmee moet uitkijken. Oefening, houding en competenties aanleren, houdt in dat je je richt naar bepaalde waardepatronen. Je kunt kinderen niet op het ene moment voorhouden dat heteroseksualiteit de Bijbelse norm is en een uurtje laten zeggen dat kinderen zich moeten gedragen alsof ze bij wijze van spreken lid van D66 zijn. Pedagogisch is dat niet handig. Dat leidt ook tot verwarring.
In het licht van het EVRM is overheidsdwang bij burgerschap in strijd met het uitgangspunt dat ouders respect verdienen voor hun godsdienstige of levensovertuiging. Als de inspectie zich inhoudelijk met het onderwijs gaat bemoeien, kunnen ouders dat ervaren als een inbreuk op hun recht. Dat biedt grond voor een klacht bij het Europees Hof. Overigens kunnen ook ouders van openbare scholen een beroep op doen op het EVRM als zij vinden dat de overheid onvoldoende recht doet aan hun levensovertuiging. Een openbare school in Rusland kreeg zo een tik op de vingers omdat een priester van de Russisch-Orthodoxe Kerk op de eerste dag na de schoolvakantie het klaslokaal kwam wijden.”
Wat kan het EVRM betekenen in de discussie rondom de acceptatieplicht in ons land?
„Door het voeren van een toelatingsbeleid waarbij scholen onderschrijving van de grondslag vragen, kunnen geloofsgemeenschappen hun eigen identiteit behouden. Als er een acceptatieplicht komt en scholen slechts respect voor hun grondslag mogen vragen, heb je als bevoegd gezag niet meer de ruimte om die exclusiviteit te bewaken. Dan moet je ook liberale ouders toelaten. Als die acceptatieplicht er komt, verliezen ouders een recht. Dan heb je een grond om naar het Europees Hof te stappen.”
Individuele rechten gaan steeds vaker boven groepsrechten, zo lijkt het. Waar kan dat toe leiden?
„Steeds meer partijen vinden dat de vrijheid van godsdienst vooral een individueel recht is. Dat is een te eenzijdige focus. Dat miskent het recht van het individu om groepen van gelijkgezinden te vormen. Dan haal je een democratische laag in de samenleving weg. Als je stelt dat alleen het recht van het individu geldt, is dat in wezen een totalitair en autoritair standpunt.”