Frontale botsing van visies op ”zelf”
Meestal lees ik meerdere boeken tegelijk. Soms gebeurt er dan iets onverwachts. Het ene boek illustreert bijvoorbeeld op verrassende wijze wat je in het andere boek leest. Of je wordt getroffen door de bizarre tegenstelling tussen het ene versus het andere. Dat laatste gebeurde mij onlangs.
In ”The Rise and Triumph of Modern Self” van Carl True-man was ik begonnen. Hij beschrijft hoe de moderne mens als zelfgericht expressief individu kon ontstaan, met transgenderisme als meest recente verschijningsvorm. In deze krant stond onlangs een goed interview met Trueman over dit boek (RD 9-3). Tegelijk las ik ”Zelfverloochening en zelfbeproeving” van de puritein Thomas Hooker (1586-1647), die betoogt dat zelfverloochening „de eerste en belangrijkste les van een christen is.”
Een grotere tegenstelling lijkt bijna niet mogelijk. Enerzijds de moderne mens zoals die getekend wordt door Trueman, die in alles zichzelf wil zijn en zijn gevoel als norm stelt, die wil leven in volledige overeenstemming met zijn veranderlijke gevoelens en daarin bevestiging eist van medemens en maatschappij. Anderzijds de ware christen die Hooker beschrijft, die zichzelf verloochent en zijn zondige zelf kruisigt, om achter Christus aan te komen en zijn naaste te dienen. Die niet langer zichzelf is, maar eens Anderen. Die ernaar staat om vernieuwd te worden naar Zijn beeld.
Zondagmorgen ging het in de lijdenspreek van ds. A. P. A. du Cloux (1808-1890) die gelezen werd over Simon van Cyréne. Deze Cyreniër belichaamt de christen van Hooker. Een mens die onverwacht rechtsomkeert moet maken en gedwongen wordt om het kruis achter Christus te dragen. Een mens die moet leren wat Jezus Zijn discipelen had geleerd: „Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge mij” (Mattheüs 16:24).
Trueman
Terug naar Trueman. In zijn uitstekend geschreven boek analyseert hij hoe het kon gebeuren dat een zinnetje als „ik ben een vrouw gevangen in het lijf van een man” in korte tijd een gewone uitdrukking kon worden die kan rekenen op breed maatschappelijk begrip. En dat terwijl de opa van Trueman, die in 1994 overleed, vermoedelijk in lachen zou zijn uitgebarsten als hij zo’n mal zinnetje zou hebben gehoord.
Trueman laat zien dat het te oppervlakkig is om de seksuele revolutie als belangrijkste verklaring hiervan te zien. Ook de seksuele revolutie had dieperliggende oorzaken. Bovendien verklaart die niet hoe het komt dat sommige vormen van seksuele oriëntatie tegenwoordig als legitiem worden gezien, zoals homofilie, terwijl andere vormen (nog) worden afgewezen. Denk aan incest. Ook helpt die ons niet om te begrijpen waarom de ontwikkelingen momenteel zo razendsnel brede ingang vinden.
Om dat te kunnen begrijpen, moet de spade dieper. Er ligt eeuwen van sloopwerk aan ten grondslag waarin het Bijbelse mensbeeld werd afgebroken en stap voor stap een nieuwe visie op ”zelf” werd geconstrueerd. Trueman neemt als uitgangspunt het denken van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), die de autonome mens centraal stelde. Die is van nature goed, maar wordt gecorrumpeerd door zijn sociale omgeving. Het goede vindt een mens dus in zichzelf.
Dit leidde tot grote aandacht voor het innerlijk. Met dit uitgangspunt konden mannen als Nietzsche, Marx en Darwin het idee van de kneedbare mens ontwikkelen (”plastic people”, volgens Trueman). De mens die zichzelf opnieuw kon uitvinden. De mens die alles kon worden wat hij wilde dat hij zijn zou. Freud hoefde daar alleen nog maar de gedachte aan toe te voegen dat de mens ten diepste een door seksuele driften beheerst wezen is die bevrijd moet worden van onderdrukking. Daarmee was het fundament voor de seksuele revolutie gelegd.
Deze kort-door-de-bocht-samenvatting doet geen recht aan de zorgvuldige analyse van Trueman, die zich daarbij mede baseert op inzichten van meer recente denkers, zoals Philip Rieff en Charles Taylor. Maar ze begint duidelijk te maken wat het betekent dat in de laatste dagen de mensen liefhebbers zullen zijn van zichzelf (2 Timotheüs 3). Het betekent veel meer dan dat mensen egoïstisch of liefdeloos zullen zijn. Het zondige en wispelturige zelf is de absolute alleenheerser geworden.
Hooker
Zet hier tegenover wat Hooker zegt over zelfverloochening. ”Zelf” definieert Hooker als alles waar we buiten Christus behagen in scheppen. Hij onderscheidt vier aspecten van het zelf: het natuurlijke eigen ik, het zondige en verdorven eigen ik, het morele of beschaafde eigen ik, en de genadegaven en geestelijke gaven die het ik geschonken zijn. Dat hele eigen ik moet verloochend worden, zelfs genadegaven, want die zijn Christus niet.
Volgens Hooker houdt dit drie dingen in: de ziel moet het gezag van voornoemde aspecten verwerpen, hij moet erkennen dat er in het eigen ik geen volheid te vinden is en niet langer geloven wat het belooft, en hij moet ten slotte weigeren aan het eigen ik onderworpen te zijn. Dat werkt Hooker allemaal grondig uit. Opnieuw, het is onmogelijk om Hooker goed samen te vatten in een paar zinnen. Maar wie zijn verhandeling leest, realiseert zich dat zijn Bijbelse denken frontaal botst met dat van de moderne, zelfgerichte mens. En ontkomt bovendien niet aan de vraag hoever hij zelf eigenlijk al is gekomen met dat verloochenen van zich”zelf”.
Regenboogakkoord
Ondertussen maakt het Regenboog Stembusakkoord dat acht politieke partijen kort voor de verkiezingen tekenden duidelijk dat het niet alleen gaat om botsende visies in theorie. Er is een meerderheid in de Tweede Kamer die daadwerkelijk de Bijbelse visie op ”zelf” schijnt te willen onderdrukken. Er lijkt uiteindelijk maar één grondrecht veilig: artikel 1, en dat moet bovendien uitgebreid worden. Om het orwelliaans te zeggen: „Alle grondrechten zijn gelijk, maar sommige grondrechten zijn meer gelijk dan andere.”
Het voorbeeld van Simon van Cyréne laat zien wat de opdracht is voor christenen, nu Christus Nederland wordt uitgeleid: omkeren en zich bekeren! Niet huilen en klagen, want tegen zulke mensen zegt Christus: „Weent niet over Mij, maar weent over uzelf” (Lukas 23:28). Maar door Gods genade ons ”zelf” verloochenen, het kruis opnemen, het vrolijk dragen, Hem navolgen, naar Golgotha. „Laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Wat wij hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende” (Hebreeën 13:13-14).