Kerk & religie

Liefdesbetuiging

Mattheüs 26:6-8a

David Bruinings
17 March 2021 08:07
beeld RD
beeld RD

„Als nu Jezus te Bethanië was, ten huize van Simon de melaatse, kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat. En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk…”

Maria toont haar liefde en haar vertrouwen met kinderlijke eerbied en neerbuiging van het hart voor haar grote God en Zaligmaker. Daarin stelt zij al haar eer en heerlijkheid. En hoe hartelijk zal zij dat gedaan hebben! Want Johannes voegt hier nog bij dat zij de voeten van de Heere Jezus met het haar van haar hoofd afdroogde (Johannes 12:3). Het haar, dat de kroon van haar hoofd was, houdt zij niet te goed voor dat werk. Zij wil hiermee getuigenis geven hoe het haar innige lust en begeerte is om zich in liefde aan Hem te verbinden, om zo onderling één geest met Hem te worden. Zij blijft ook aan de voeten van Jezus zitten om de woorden des levens uit Zijn mond te horen, want dat is haar hoogste zaligheid. Maar met dit afdrogen wrijft zij de zalf ook in haar eigen haar. Zij wil de reuk ervan behouden. Wellicht denkt zij hierbij aan die hartsterkende balsem die straks uit Jezus’ wonden vloeit, of wil zij hiermee haar zielswens uitdrukken dat Zijn Naam over haar als een uitgestorte olie is, dat zij de kracht daarvan mocht gevoelen en bij zich houden, opdat ook voor haar deze nardus zijn reuk mocht geven. De liefderijke Immanuël laat Zich deze liefdedienst dan ook welgevallen, terwijl Hij de bestraffing van Zijn discipelen van Maria afwendt.

David Bruinings,
predikant te Amsterdam

(”De Leeuw uit de stam van Juda”, 1755)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer