De Spaanse premier Pedro Sánchez moet volgens media blij zijn met het vertrek van Iglesias. De sociaaldemocratische PSOE van de premier regeert al langer dan een jaar samen met Unidas Podemos in een minderheidsregering. De twee regeringspartners hebben echter in toenemende mate en steeds vaker in het openbaar ruzie over allerlei onderwerpen. Premier Sánchez riep op om „met minder decibellen” ruzie te maken.

Sánchez wilde eerder eigenlijk helemaal niet dat Iglesias zelf in het kabinet kwam te zitten. Iglesias ligt bovendien door een reeks incidenten onder vuur in de PSOE, onder meer over zijn recente steun aan relschoppers in een aantal Spaanse steden. Hij sprak van „jonge antifascisten” tot woede van niet alleen de oppositie, maar ook van prominenten uit de partij van de premier die Iglesias verweten geweld aan te wakkeren. Bovendien bekritiseerde hij fel de veroordeling van Catalaanse politici die in 2017 een illegale en chaotische poging deden de regio onafhankelijk te verklaren.

Hoewel beide coalitiepartners als links kunnen worden bestempeld, zijn het vaak politieke tegenpolen. De sociaaldemocratische PSOE heeft sinds Spanje weer een democratisch bestuur kreeg in 1975 het land bijna een kwart eeuw geregeerd. De partij beschouwt zichzelf als hoeder van het democratische Spanje met alle instituten die erbij horen, inclusief de conservatieve rechterlijke macht en het koningshuis. Het in 2014 opgerichte radicaal-linkse Podemos ageert juist fel tegen de gevestigde orde inclusief de monarchie en komt zo vaak in aanvaring met de PSOE. Podemos heeft vijf ministers in het 22 leden tellende kabinet van Sánchez dat vier vicepremiers telt.