Noord-Irak is niet langer vanzelfsprekend veilig voor christenen
Als er één regio is waar Iraakse christenen te midden van aanhoudend geweld een veilig toevluchtsoord vonden, is het wel het Koerdische noorden. Maar de druk op de samenleving neemt snel toe.
Het is koud in de bergdorpen in de Iraaks-Koerdische grensstreek met Turkije. De zon gaat onder achter de scherpe bergkammen en de kilte van de nacht trekt door alle kledinglagen heen. Het voorjaar lijkt hier nog ver weg.
Voor pastor Firas Odisho uit het Koerdische Dohuk is dit gebied vertrouwd. Hij neemt met zijn Iraaks-Nederlandse collega Johanna Marten en enkele andere protestantse christenen de haarspeldbochten van de Koerdische bergen alsof hij het dagelijks doet. En dat is ook vrijwel zo. In dit ontoegankelijke gebied bezoekt Firas sinds jaar en dag de uitpuilende vluchtelingenkampen.
Daarnaast reist hij steeds weer naar verafgelegen christelijke dorpen. Hij deelt er voedsel uit en Bijbels, bidt met de mensen en luistert naar hun noden. Tientallen van dit soort overwegend christelijke gehuchten zijn er hier in de bergen van Iraaks Koerdistan.
Op een paar kilometer ten noorden van de weg ligt de Turkse grens. Ook daar bevinden zich enkele dorpen, maar die kunnen nu niet worden bezocht. „Daar is de PKK actief”, gebaart Firas naar de nabijgelegen heuvels. „Er zijn wekelijks gevechten met het Turkse leger die de grens over komen om de PKK aan te pakken. Bijna iedereen is die dorpen ontvlucht.”
Kwetsbaar
Het dorp Naf Kandala, een Chaldeeuws-christelijk gehucht diep in de bergen, is wel bereikbaar. Als de kleine colonne auto’s stopt langs de huizen, gaan overal de deuren open. Een man of vijftig verzamelt zich rond de wagens. Voor de open laadbak, volgeladen met voedselpakketten, houdt voorganger Johanna Marten een korte meditatie. Daarna delen de hulpverleners de pakketten uit, samen met een Bijbel in het Arabisch.
Sommige dorpsbewoners willen graag hun nood delen. „We hebben soms zelfs niet genoeg te eten”, zegt een oudere man in een dikke winterjas. „We voelen ons als een vis op het droge, die niet kan ademen.”
Een jongeman van rond de twintig wijst naar de bergen in het noorden. „Wij zijn bang”, zegt hij. „De PKK en de Turken vechten daarginds voortdurend. Wat als de Turken besluiten om Syrische jihadisten deze kant op te sturen? Dat hebben ze in andere plaatsen ook gedaan. Wat als hier hetzelfde gaat gebeuren als in het Sinjargebergte, waar de jezidi’s door jihadisten werden vermoord?” Zijn conclusie is even eenvoudig als onontkoombaar: „Christenen in deze regio zijn kwetsbaar, omdat ze vaak in afgelegen dorpjes wonen.”
Het zijn niet alleen de christenen uit de Koerdische bergen die het leven steeds zwaarder vinden. Ook christenen in de grotere plaatsen als Zakho, Duhok en Erbil klagen over de toenemende druk op hun bestaan. Om nog maar te zwijgen van de christenen uit de dorpen op de Vlakte van Ninevé, waar Islamitische Staat tot een paar jaar geleden heer en meester was. Die terreurgroep is nu weg, maar van de christenen uit plaatsen als Qaraqosh, Batnaya en Bartalla is hooguit de helft teruggekeerd. Het gevolg: halflege dorpen op de Vlakte van Ninevé, en een tekort aan werkgelegenheid en andere middelen van bestaan in de overige steden van Koerdistan.
Toevluchtsoord
Iraaks Koerdistan gold decennialang als dé veilige haven van Irak. Ook al was het niet bepaald het paradijs op aarde, christenen en andere minderheden vonden er een relatief veilig toevluchtsoord. En dat niet alleen voor Irakezen, maar ook voor vluchtelingen uit het naastgelegen Syrië. Maar hoe lang blijft dat nog zo?
Degene die daar misschien wel het beste antwoord op kan geven, is de gouverneur van Duhok, dr. Ali Tatar Nerway. In zijn regio komen alle problemen van Koerdistan samen: minderheden die onder druk staan, gevechten tussen de PKK en Turkije, vluchtelingenproblematiek, werkloosheid en een verzuurde relatie met de rest van Irak.
Dr. Nerway ontvangt in zijn riante kantoor in Duhok-stad. Hij zwaait hier de scepter sinds juni 2020 en gaat voortvarend te werk, in de wetenschap dat zijn provincie een vergaarbak van problemen is. „In Duhok is de nood het hoogst van heel Noord-Irak”, geeft hij onomwonden toe. Hij somt de problemen op: „We hebben een problematische grens met Sinjar, waar de jezidi’s wonen, we hebben een stukje grens met Syrië waar veel vluchtelingen gebruik van maken en we hebben een lange grens met Turkije waar een oorlog met de PKK wordt uitgevochten. Uit al die regio’s komen vluchtelingen onze kant op. In Koerdistan hebben we er bijna een miljoen, van wie meer dan de helft in de regio Duhok zit.”
Oliekwestie
Wat het vluchtelingenprobleem van Duhok nog verergert, is de gespannen relatie met federaal Irak. Die spanning gaat vooral over één ding: wie is de eigenaar van de vele olie onder de Koerdische grond? Officieel is de regering in Bagdad verantwoordelijk voor de financiering van de vluchtelingenkampen, maar vanuit de hoofdstad wordt de geldkraan naar Koerdistan geregeld dichtgedraaid zolang de oliekwestie niet is opgelost.
Bagdad wil het liefst helemaal stoppen met de opvang van de vele vluchtelingen, maar de Koerden denken daar heel anders over, zegt oud-generaal Ato Zibari in een hotel in Erbil. Zibari vocht tot voor kort tegen Islamitische Staat, maar is tegenwoordig werkzaam voor de invloedrijke familie Barzani. Hij weet dat het gedachtegoed van Islamitische Staat nog volop aanwezig is onder de vluchtelingen. „Laat je die gaan, waar gaan ze dan heen? Die mensen hebben niets. Geen huis, geen werk, geen veiligheid. Wij willen graag dat iedereen teruggaat naar waar hij vandaan komt, maar wel op een humanitaire manier. Dat is ook voor Koerdistan veiliger.”
Koers
Maar doordat Koerdistan afhankelijk is van het federale Iraakse geld, is het moeilijk om een zelfstandige koers te varen. Eind 2020 konden duizenden Koerdische ambtenaren maandenlang niet worden uitbetaald omdat Bagdad de salarissen niet wilde overmaken. Als gevolg braken verhitte protesten uit in Koerdistan – iets dat voorheen zelden voorkwam in de regio. Het Koerdische parlementslid Ali Hama Salih maakt zich hier grote zorgen over. In december zei hij dat de noordelijke regio op de drempel staat van „een heel donkere periode” als de conflicten tussen Bagdad en Iraaks-Koerdistan niet worden opgelost. Op dit moment is het conflict over geld opgelost, maar het is wachten op de volgende eruptie.
En dan is er de strijd die nauwelijks aandacht krijgt in de internationale media, maar die op de grond de feiten verandert: Turkije achtervolgt de Turks-Koerdische rebellenbeweging PKK tot voorbij de bergen van Noord-Irak en heeft in feite een deel van die bergen bezet. Het lijkt er niet op dat de Turken daar op korte termijn zullen vertrekken; ze lijken eerder voor te sorteren op meer acties. Eind februari kwam het Turkse leger dieper in Koerdistan dan ooit tevoren; bij die operatie vielen dertien doden.
Intussen zijn honderden Koerdische dorpen in het grensgebied onder Turkse controle. Wie deze dorpen bezoekt, zoals Naf Kandala, merkt dat: het signaal van mobiele telefoons schakelt automatisch naar een Turkse aanbieder. Dat duidt er waarschijnlijk op dat de Turken hun eigen zendmasten op Iraaks-Koerdisch grondgebied hebben geïnstalleerd.
Het meest opvallende aan deze strijd is nog wel dat sommige Koerden in Irak Turkije steunen in deze strijd tegen de PKK. De KDP, de regerende partij van Koerdistan, wil de Turken onder geen beding tegen de haren in strijken. De schuld van de strijd op hun grondgebied leggen deze Koerden geheel bij de PKK, ook al is die organisatie zelf ook Koerdisch. In diverse gevallen hebben de peshmergastrijders van Koerdistan PKK-rebellen zelfs rechtstreeks aangevallen.
Machtsstrijd
Onafhankelijke waarnemers wijzen erop dat de regering van Koerdistan daarmee zelf ook onderdeel is geworden van het probleem. Abdulla Hawez, een onderzoeker van Iraaks Koerdistan, legt al tijden de vinger bij de snelle achteruitgang van de regio. Eén van de vele redenen is volgens hem de nimmer aflatende machtsstrijd tussen de twee machtigste Koerdische families: de Barzani’s en de Talabani’s. De eerstgenoemden zijn al sinds 2005 aan de macht in Koerdistan met hun partij KDP. Zij werken liever samen met Turkije, ook al betekent dat soms vechten tegen de PKK.
Voor steeds meer inwoners van Iraaks Koerdistan is dat een probleem, vooral voor diegenen die voortdurend onder vuur dreigen te komen, zoals de christenen in Naf Kandala. De burgemeester van het gebied dat in februari werd aangevallen, Bakir Baiz, vertelde The New Arab dat hij het zat is. De aanvallen „hebben onze regio en ons volk volkomen instabiel gemaakt: psychologisch, economisch en sociaal. In één dag kan een aanval de oogst van een heel seizoen verwoesten.” De vraag om optreden van de Koerdische overheid klinkt dan ook steeds luider.
Gouverneur Nerway van Duhok, zelf een telg uit de uitgebreide heersende KDP-familie, zit met de kwestie in zijn maag. „Dit is iets tussen de PKK en Turkije. Zij hebben de oorlog naar onze bergen gebracht, niet wij”, zegt hij in zijn kantoor. Maar kunnen de befaamde Koerdische peshmerga dan niet veel vaker worden ingezet in dit conflict? „Als we dat willen, moeten we vechten tegen de PKK. Dat is niet de bedoeling”, zo weegt Nerway de belangen af. „Dan zouden wij de verliezers zijn en gaat ons volk te gronde.”
Zwartboek
Niet ver van het kantoor van de gouverneur heeft een inwoner van Dohuk juist een schaap geslacht. Het karkas ligt er nog, met een grote gapende wond bij de keel. De eigenaar spoelt met een tuinslang het bloed in de goot. Schapen slachten is een haast dagelijks ritueel in Koerdistan.
De dieren delen een triest lot met Iraaks Koerdistan als geheel: er zijn slagers genoeg die hun karwei willen doen. Want niet alleen federaal Irak en Turkije hebben hun oog op Koerdistan laten vallen; dat geldt op een andere manier ook voor Iran.
Dat bleek voor het laatst nog op 15 februari. ’s Avonds rond halftien werden vanaf een gebied ten zuiden van Erbil meer dan tien raketten afgevuurd op Koerdistans hoofdstad. Twee raketten kwamen neer op een legerbasis van de Amerikanen bij de luchthaven van Erbil. Twee mensen kwamen om.
Aan Iran gelieerde milities zijn waarschijnlijk verantwoordelijk voor de aanval. De boodschap is helder: Koerdistan moet niet denken een al te zelfstandige koers te kunnen varen. En, tegelijk: de Amerikanen moeten niet denken veilig te zijn in Irak – ook niet in het noorden.
De aanvallen en de nasleep ervan vormen voorlopig het laatste hoofdstuk in het Koerdische zwartboek van een zoektocht naar veiligheid. In die speurtocht zetten de Koerden soms een stap vooruit, soms twee achteruit – zoals nu. Iraaks Koerdistan komt deze dagen steeds verder klem tussen internationale krachten die zelfs voor de machtige Barzani-clan een maatje te groot blijken te zijn. „Iran, Turkije, Irak: ze vechten allemaal om de macht in Koerdistan”, verzucht de Koerdische oud-generaal Ato Zibari. Om er haast gelaten aan toe te voegen: „Wij waren altijd al een volk waar iedereen wat wil halen.”