Goede reuk
2 Korinthe 2:15
„Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan.”
De natuurlijke mens kan de verborgenheid van het kruis van Christus niet bevatten. Ze willen iets hebben dat het verstand streelt. Zij doen zoals de valse apostelen, die de ergernis van het kruiswoord weg wilden nemen. Zo hebben zij het zoeken te versieren met woorden van menselijke wijsheid, om het aangenaam te maken. Maar daardoor werd het kruis van Christus verijdeld.
De apostel wil dan zeggen: het moet zo zijn, het moet voor de ongelovigen zowel een reuk des doods zijn als het voor de gelovigen een reuk des levens is. Want voor een gelovig zondaar, die eenmaal zal zalig worden, is het woord des kruises een kracht Gods ten eeuwige leven, en het enige middel waardoor de werken van de duivel verbroken kunnen worden. Daarom lezen wij dan ook dat, toen Petrus voor het eerst dit woord predikte, er eenmaal drieduizend zielen tot God werden bekeerd.
De prediking van dit woord ontneemt de zondaar alle eigen roem en gerechtigheid en verklaart de gehele wereld voor God verdoemelijk, waaruit geen enkele ziel kan behouden worden, dan door de dood van de Zoon van God. Op dit Verzoendeksel woont de heerlijkheid Gods en het bevredigt het beschuldigde geweten, zoals het noch de wijsheid, noch het verstand doen kan. Dit Evangelie kan als een krachtige balsem het verwonde en verbrijzelde hart verbinden en genezen.
David Bruinings, predikant te Amsterdam
(”De Leeuw uit de stam van Juda”, 1755)