Kerk & religie

Gods welbehagen

Psalm 40:9

F. Ragstat à Weille
2 March 2021 08:35
beeld RD
beeld RD

„Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden van Mijn ingewand.”

God heeft van Zijn Zoon bedongen dat Hij Zijn ziel zou stellen tot een schuldoffer en tot een prijs ter genoegdoening. Dan zou Hij zaad zien. Zo zou Hij tot beloning van de arbeid van Zijn ziel een eigen zaad hebben. Hij zal de dagen verlengen en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkig voortgaan. De Zoon heeft niet geweigerd, maar in die raad en dat goddelijk beding toegestemd. Hij heeft Zich gewillig aangeboden met de woorden: „Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen.”

Daarop nam de Vader de toestemming en gewillige gehoorzaamheid van de Zoon aan en zei tot de Zoon: „Gij hebt in waarheid tot de Heere gezegd: „Gij zijt Mijn God of Heere.”” Dat betekent: in ware gehoorzaamheid hebt Gij U tot een Knecht van Jehova gesteld en Hem die eer betoond die men aan een Heere schuldig is. Door te doen alles wat Hij geboden heeft volgens de regel van Zijn woord en voorschrift en door nooit te doen wat U niet toegestaan is te doen. Dat laatste zou zoveel geweest zijn, alsof Gij gezegd had: Hij is de Heere niet en Ik ben niet aan Hem onderworpen. Maar Gij hebt in waarheid gezegd: „Gij zijt Mijn God.” Gij hebt dat door volmaakte gehoorzaamheid inderdaad getoond. Ik eis niet meer van U tot Mijn voldoening.

F. Ragstat à Weille,
predikant te Spijk

(”De Fontein van alle vertroosting”, 1682)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer