„Systeem jeugdzorg inefficiënt”
Laat ouders met een kind bij jeugdzorg betalen voor de zorg voor hun kind, suggereerde een onderzoeksbureau in 2019. Als het aan wethouder Leon Meijer ligt, betalen ook ouders van kinderen die door hun vechtscheiding zorg nodig hebben, mee.
Gemeenten komen jaarlijks 1,7 miljard te kort voor de jeugdzorg, bleek uit onderzoek van het bureau in het najaar van 2019. Een bijdrage, bepaald aan de hand van het inkomen van ouders zou dat gat deels moeten vullen. Over het standpunt van ChristenUnie-wethouder Meijer uit Ede dat ook ouders in een vechtscheiding zouden moeten meebetalen aan de zorg die hun kind krijgt als gevolg van de scheiding, ontstond discussie in een overleg dat Meijer had met andere wethouders.
Wat was het discussiepunt?
„Ouders vragen er niet om dat hun kinderen onder toezicht worden gesteld na een vechtscheiding, merkten sommigen op. Maar ouders van kinderen met dyslexie zouden volgens mijn voorstel ook een bijdrage moeten leveren, terwijl zij niks aan die dyslexie kunnen doen. Vechtende ouders maken het hun kinderen bewust moeilijk. Bovendien verhogen verschillende gemeenten de belasting, andere sluiten bibliotheken. Allemaal om de jeugdzorg te betalen. Daarom vragen we iets van ouders. Scheidende ouders sluiten we daarbij niet uit.”
Hoe groot is de kans dat uw voorstel realiteit wordt?
„Ik acht die kans aannemelijk. De Tweede Kamer moet er wel mee instemmen, maar er zijn rigoureuze maatregelen nodig als je kijkt naar het gat dat er is. Als het parlement naar mijn voorstel voor een inkomensafhankelijke bijdrage van ouders aan jeugdzorg gaat kijken, moeten ze wat mij betreft ook vechtscheidingen meenemen. Alleen al aan die scheidingen zijn gemeenten tussen de 66 en 88 miljoen aan kwijt.”
Hoeveel zou de bijdrage van ouders moeten opleveren?
„Zo’n 800 miljoen euro. Over de resterende 900 miljoen zijn we in gesprek met de regering, maar een volgend kabinet zal daar een besluit over nemen. Sowieso blijft het gat van 1,7 miljard nog wel even bestaan. Ik denk dat het twee tot drie jaar duurt voor de wet veranderd is.”
Zijn er ook andere maatregelen waardoor kan worden bezuinigd?
„Jazeker. Denk aan een praktijkondersteuner bij de huisarts. Als kinderen nu een hulpvraag hebben, is er een gesprek met de huisarts van tien minuten, waarna het kind een doorverwijzing krijgt naar de ggz. Veel huisartsen hebben geen expertise op dit gebied. Een praktijkondersteuner kan in een vroeger stadium een juiste doorverwijzing geven. Dat voorkomt dat kinderen dure zorg krijgen.”
Beperkt u dan niet de toegang tot de zorg?
„Ik wil er inderdaad voor waken dat er een barrière komt waardoor kinderen de zorg niet krijgen die ze nodig hebben. Maar huisartsen missen vaak de expertise voor een juiste doorverwijzing. Daarom stuurden ze voor de veiligheid kinderen maar door naar de specialistische ggz. Drie maanden later blijkt dan dat de kinderen niet hadden hoeven te komen, maar dan liggen de facturen bij gemeente. Dus een praktijkondersteuner bij de huisarts bespaart ons geld en laat mensen sneller op de juiste plek terechtkomen.”
Werkt jeugdzorg wel oplossingsgericht?
„Ja. Jeugdzorg heeft geen verdienmodel om te vertragen. De mensen die er werken doen hun best om in het belang van kinderen maatregelen te nemen. Mensen maken fouten, maar ik zie verwoede pogingen om ouders te helpen de juiste keuzes te maken in het belang van het kind. Jeugdzorg is geen bedrijf dat winsten maakt. En er is een tekort aan voogden, dus het is geen kwestie van lekker uren draaien en we sturen een factuur naar de gemeente.”
Welke verbeterpunten zijn al doorgevoerd?
„Er zit in het huidige systeem een vertragende werking. Instanties spelen het werk naar elkaar door. Eerst komt Veilig Thuis kijken hoe het gaat. Daarna komt de jeugdbescherming. Die hebben twee maanden werk, maar overlappen daarin met Veilig Thuis. Dan komt de Raad voor de Kinderbescherming. Dan zijn we vier maanden verder en is er niks gebeurd. In Ede loopt nu een experiment om het anders te doen. Er is één team waar meerdere organisaties in zitten. Bij gezinsproblematiek komt één iemand binnen, die contact houdt met en gebruik maakt van de kennis van mensen uit andere teams. Die persoon blijft voor dat gezin het aanspreekpunt. Zo brengen we een intakeperiode terug van zes tot acht maanden naar twee. We versoepelen nu het systeem, maar dat moeten we wel zorgvuldig doen.”