„En Abraham zei: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon!”

Jezus is nog meer een Lam wat betreft Zijn grote onschuld. Een lam of schaap is een onschuldig schepsel. Toen David, de gezalfde van de God Jakobs, die lieflijk was in de lofzangen Israëls, de onschuld van zijn volk wilde aantonen, gebruikte hij deze woorden: „Wat hebben deze schapen gedaan?” Jezus Christus is werkelijk even onschuldig als heilig. De apostel Paulus getuigt: „Jezus Christus is heilig, onschuldig, onbesmet en afgescheiden van de zondaren.”

Ook is Hij een Lam, omdat Hij van zo’n bijzonder nut is voor de ziel. Er is bijna niets aan een lam dat geen zekere nuttigheid heeft: het vlees is goed tot voedsel, de wol tot kleding en zelfs de mest is nuttig om te gebruiken.

Waarlijk, Jezus Christus is uitermate nuttig voor de ziel. Alles wat aan Hem is, is zeer lieflijk en gans begeerlijk. Zijn vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed is waarlijk drank. Zijn gerechtigheid is een kleed van heilig sieraad en onsterfelijke heerlijkheid.

Daarom zegt Paulus: Christus is alles en in allen. Maar Johannes noemt Hem in het bijzonder het Lam Gods, omdat Hij van eeuwigheid tot zo’n Lam en offerande door God ingesteld is geweest. Izak vroeg eens aan zijn vader Abraham: „Vader, zie het vuur en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer?” Toen antwoordde Abraham: „God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon”!

F. Ragstat à Weille,
 predikant te Spijk
”De Fontein van alle vertroosting”, 1682