Alles in Christus
Johannes 15:5
„Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.”
Er is een huwelijk tussen Christus en de gemeente. Dit is de grote stof en betrachting van het Hooglied van Salomo. Hij is de Wijnstok en wij zijn de ranken. Hem ingeplant. Deze vereniging is zo nauw dat ze wederzijds is: „Ik ben in hen, en zij zijn in Mij.” Christus woont in ons door het geloof, door te maken dat wij in Hem geloven en Hem liefhebben.
Christus Jezus is ons huis, waarin wij van alles verzorgd worden. Hij is ons magazijn en schatkamer, onze plaats van sterkte en vermaak, een stad van de toevlucht, een sterke toren, en een vermakelijke rivier om ons te verkwikken. Wij zijn weer Zijn woning, waarin Hij door Zijn Geest woont. Wij zijn Zijn werkhuis, waarin Hij al zijn kostbare stukken van het nieuwe schepsel werkt, formerende het tot de trouwdag, de grote dag der verlossing.
Dit geeft ons ook te verstaan wat wij eertijds waren: wij moeten hier staan en terugzien naar onze vorige staat, en vinden daar stof tot vermaak en droefheid: wij waren eertijds zonder Christus in de wereld. En zonder Christus, zo waren wij „zonder God, en zonder hoop in de wereld” (Efeze 2:12). Ik wenste dat dit in het hart van de mensen gegraveerd was, dat zij, omdat zij buiten Jezus Christus geboren zijn, wilde olijfbomen zijn en opgroeien op de stam van de ontaarde Adam.
Hugo Binning,
predikant te Govan
”Des zondaars heiligdom”, 1741