Wat de Biblebelt kan leren van Tasikmalaya
Met de bus erheen is wat lastig, maar kerkgangers in de Biblebelt zouden eens met christenen in Indonesië moeten gaan praten. Om het belang van een goede relatie met de buurt te leren inzien.
Vanzelfsprekend is het niet. Om bij de naam van een of ander Overijssels of Veluws dorp aan Indonesië te denken. Staphorst koppelen aan Tasikmalaya bijvoorbeeld, een stad op West-Java. Of Salatiga (Centraal-Java) aan Elspeet.
Toch moest ik aan deze twee Indonesische plaatsen denken toen er in Nederland onrust was over kerkgangers die in coronatijd in groten getale ’s zondags naar de kerk gingen om een dienst bij te wonen. Hen viel niets te verwijten, want de wettelijke voorschriften werden opgevolgd. En toch: er ontstond reuring onder niet-kerkelijke plaatsgenoten: de toestroom van kerkgangers vonden ze onverantwoord.
Wat was hier aan de hand? De relatie tussen kerk en buurt kraakte en precies daarin zag ik Indonesische toestanden. Dat zit zo. Eind jaren 90 bezocht ik in Indonesië enkele christelijke gemeenten die ook problemen hadden met de buurt. Nou, ja problemen? Er voltrok zich in Tasikmalaya en Salatiga een regelrechte ramp. Kerkgebouwen werden in lichterlaaie gezet.
Akkoord, wat hier speelde was veel meer dan een buurtprobleem en enkel een religieuze kwestie was het ook niet. Zo was de Indonesische president Suharto nog maar net afgetreden. De economische crisis bracht zoveel sociale ellende dat zijn positie onhoudbaar was geworden. Mét zijn vertrek raakte de Chinese minderheid in Indonesië (8 miljoen op een bevolking van 267 miljoen) haar belangrijkste beschermheer kwijt. Plotsklaps waren die 8 miljoen mensen kwetsbaar, ook omdat onder hen veel christenen waren. Die stonden nu onbeschermd tegenover ruim 200 miljoen moslims.
Het venijn van deze kwetsbaarheid zat hem vooral in bloeddorstige naijver van de kant van Javaanse moslims. Want Chinezen mogen dan in de minderheid zijn, ze vormen vanouds wel het meest welvarende deel van de bevolking. Daar kwam bij dat Suharto liever aanpapte met Chinezen dan met islamitische landgenoten. De „totoks” hadden immers geld en als minderheid zouden ze nooit een machtsbolwerk tegenover hem kunnen vormen.
Toen in 1998 Suharto het veld moest ruimen, zagen Javaanse moslims hun kans schoon en botvierden ze hun woede op alles wat Chinees was, hun kerken incluis. Chinese christenen beseften intussen dat ze iets hadden nagelaten: een goede band opbouwen met de buurt, zodat die bij rellen als een soort verdedigingsmuur tegen ophitsers zou werken. Jaloerse Javanen zijn inmiddels vervangen door radicale moslims, maar hun werkwijze is dezelfde: jut de buurt op tegen ongelovige vreemdelingen in jullie midden.
Welke les ik meenam uit Tasikmalya en Salatiga? Zorg als kerk voor goede relaties met je omgeving en koester die. Ga naar buurtgenoten toe –vooral dat– of nodig ze uit. Mocht die relatie ooit onder druk komen te staan, dan kijk je niet in de verwilderde ogen van een vreemde, maar van iemand die jij kent, en: die jou kent.
In Nederland worden geen kerken in brand gestoken, maar dat proces van verveemding is in volle gang. Dat zou christenen een zorg moeten zijn, veel meer dan dat ze „in hun recht staan.” Daarvan niet overtuigd? Praat eens met christenen uit Tasikmalaya of Salatiga.